Een financieel gezond bedrijf wilde van zijn directeur af en koos daarbij voor een opmerkelijke route: een faillissement. Daarna zou een doorstart volgen zonder die directeur. Maar zo werkt dat niet, oordeelt de rechtbank.
Als een bedrijf failliet wordt verklaard, komt de titulair directeur daartegen in verzet bij de rechtbank Overijssel. Het bedrijf verkeert volgens hem helemaal niet in de toestand dat het heeft opgehouden te betalen – een wettelijke eis voor een faillissement. Het bedrijf boekte de afgelopen jaren positieve bedrijfsresultaten, het balanstotaal was ook positief. Het bedrijf zelf spreekt van een ‘voortdurende financiële reddingsboei’ vanuit de holding, die alle aandelen houdt. Het geld dat er is komt van de coronasteunmaatregelen.
Reddingsplan
De curator vindt voortzetting niet meer zinvol, maar de rechtbank is kritisch: waar blijkt dat precies uit? Waarom is niet gekozen voor een reddingsplan, maar direct voor een faillissement? De directeur vermoedt dat het faillissement is aangevraagd met – uitsluitend of hoofdzakelijk – het doel om hem zijn arbeidsrechtelijke bescherming tegen een ontslag te onthouden.
Misbruik van recht
Is hier sprake van ‘misbruik van recht’, zoals de directeur stelt? Daarvoor zijn in de rechtspraak meerdere indicatoren ontwikkeld: de eigen aanvraag van het faillissement, wanneer de onderneming tegenstrijdige verklaringen aflegt over de financiële positie, als er volgens het bedrijf sprake is van een overschot aan personeel, als er op het moment van de faillietverklaring al een doorstartplan klaarligt, als de activiteiten van de onderneming worden voortgezet in een andere rechtspersoon door de bestuurders of verwante rechtspersonen, als een verkrijger het bedrijf alleen in afgeslankte vorm wil overnemen, en als het bedrijf in aanloop naar het faillissement een dubbel spel speelt. De rechtbank constateert: al deze indicatoren doen zich hier voor.
Doorstart
Eerder waren het bedrijf en de directeur aan het onderhandelen over de beëindiging van zijn dienstverband. Deze onderhandelingen zijn mislukt, waarna in de algemene vergadering van aandeelhouders is besloten het faillissement aan te vragen. Daarna gaf de bestuurder aan een doorstart te willen maken. Hij schreef aan alle medewerkers – met uitzondering van de directeur – dat het bedrijf financieel gezond is. Arbeidscontracten worden voortgezet en salarissen worden doorbetaald, maar niet van de directeur.
Coronamaatregelen
Ook de rechtbank ziet dat het bedrijf financieel op orde is en niet verkeert in de toestand dat het heeft opgehouden te betalen – zelfs nu het bedrijf in het verleden verlieslijdend was. De coronasteunmaatregelen waren juist bedoeld om gezonde bedrijven op de been te houden toen als gevolg van covid-19 een deel van de omzet wegviel zonder dat dit aan het bedrijf was te wijten. Als het bedrijf wel verkeerde in de toestand dat het heeft opgehouden te betalen, heeft het misbruik gemaakt van zijn bevoegdheid om het eigen faillissement aan te vragen. Dit gebeurde maar met één doel: om gratis van de directeur af te komen. Dat blijkt duidelijk uit de uitlatingen van de bestuurder.
Toneelstuk
Natuurlijk kan een holding besluiten met een dochtervennootschap te stoppen, maar dat ontslaat de vennootschap niet van haar verplichtingen het bedrijf zorgvuldig te staken. De rechtbank spreekt smalend van ‘een toneelstuk’: ‘Wij trekken de stekker eruit en zodra de titulair directeur is ontslagen, gaan we vrolijk verder.’ Dat kan niet door de beugel, aldus de rechtbank, ook gezien de (rechts)personele unie tussen holding en dochtervennootschap. De rechtbank verklaart het verzet van de man gegrond en vernietigt het faillissement.