In de praktijk is niet altijd duidelijk of iemand in dienst is bij een bedrijf of er als zelfstandige werk verricht. Het demissionaire kabinet wil dat dit onderscheid duidelijker wordt. Daarom komt het demissionaire ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met het wetsvoorstel ‘Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden’, waarvoor een internetconsultatie is gestart. Wat kan er gaan veranderen?
Bij sommige opdrachten is het lastig vast te stellen hoe er moet worden gewerkt. Het demissionaire kabinet wil dat werkenden en werkgevers sneller weten of een opdracht door een zelfstandige of een werknemer mag worden gedaan. Daarom wil het de wetgeving rond ‘werken in dienst van’ verduidelijken. Nu is de wettelijke norm om werknemers te onderscheiden van zelfstandigen nog een open norm die door rechterlijke uitspraken is ingekleurd. Om dit duidelijker te krijgen, is relevante jurisprudentie verzameld en een nieuw toetsingskader vormgegeven.
Nieuw toetsingskader
Met het wetsvoorstel wordt de wettelijke eis ‘werken in dienst van’ (gezag) uit artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek verduidelijkt. De relevante jurisprudentie is bijeengebracht en gestructureerd aan de hand van drie hoofdelementen: werkinhoudelijke ondergeschiktheid, organisatorische inbedding en werken voor eigen rekening en risico. Het in het wetsvoorstel vastgelegde toetsingskader geeft antwoord op de volgende vragen:
1. Hoe wordt de werkende aangestuurd en gecontroleerd? Is er vrijheid, dan wijst dat op zelfstandig ondernemerschap. Staat de werkende onder leiding van een ander, dan wijst dat op een arbeidsovereenkomst.
2. Verricht de werkende werk dat structureel wordt gedaan in een bedrijf? En/of doet hij hetzelfde werk als en met werknemers van de organisatie? En/of heeft de werkende daarin een vaste plaats? Dan wijst dat eveneens op een arbeidsovereenkomst.
3. Werkt de werkende zelfstandig, voor eigen rekening en risico? Dan wijst dit op zelfstandig ondernemerschap.
Met dit toetsingskader beoogt het kabinet meer duidelijkheid te geven voor werkenden, werkgevers en opdrachtgevers, uitvoeringsorganisaties zoals het UWV, de Belastingdienst en de Arbeidsinspectie, en de Rechtspraak. Ook wil het bevorderen dat arbeidsrelaties consistent worden beoordeeld.
Nieuw rechtsvermoeden
Verder wordt in het wetsvoorstel een nieuw rechtsvermoeden geïntroduceerd voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst, namelijk als er wordt gewerkt voor maximaal € 32,24 per uur (peildatum 1 juli 2023). Kan een werkende aantonen dat sprake is van een lager uurtarief, dan wordt vermoed dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. De werkgever moet dan aantonen dat hier géén sprake van is. Het kabinet verwacht dat hier een preventief effect vanuit gaat. Ook denkt het dat het hierdoor voor werkenden met beperkte onderhandelingsruimte makkelijker wordt om een arbeidscontract op te eisen bij de werkgever en, indien nodig, de rechter.
Breder pakket aan afspraken
Dit wetsvoorstel is een van de maatregelen waarmee het kabinet schijnzelfstandigheid wil tegengaan en meer ruimte wil bieden aan ondernemers. Het voorstel maakt deel uit van het in april 2023 gepresenteerde arbeidsmarktpakket met maatregelen voor meer zekerheid voor werkenden en meer wendbaarheid voor ondernemers. Met als doel een toekomstbestendige arbeidsmarkt, met een crisisregeling personeelsbehoud en regulering van flexwerk.
Het wetsvoorstel leest u hier.