Inhoudsopgave

Vordering pensioenfonds geen reden om afkoelingsperiode te verlengen

Een bedrijf dat zijn schulden wil herstructureren via de Wet homologatie onderhands akkoord (Whoa), kan de rechtbank vragen om een ‘afkoelingsperiode’, en deze zelfs laten verlengen. In deze zaak werd dat tweede verzoek afgewezen.

Een besloten vennootschap (bv) in zwaar weer doet een beroep op de Wet homologatie onderhands akkoord om uit de financiële problemen te komen. Het bedrijf vraagt de rechtbank Gelderland om een zogenoemde afkoelingsperiode (van twee maanden). In deze periode mogen geen goederen worden opgehaald en worden de rechten van schuldeisers tijdelijk bevroren. De afkoelingsperiode is bedoeld om de curator de tijd te geven een goed oordeel te vormen over de boedel, en brengt zo tijdelijk wat rust bij de bv. De rechtbank gaat mee in het verzoek.

Verlenging

Zes weken later vraagt de bv om de afkoelingsperiode met twee maanden te verlengen. Om daarover te kunnen beslissen wil de rechtbank snel bepaalde financiële documenten zien, zoals een liquiditeitsprognose, een actuele balans en winst- en verliesrekening, en banksaldi. Op basis daarvan beoordeelt de rechtbank of de bv in die twee maanden belangrijke vooruitgang heeft geboekt bij de totstandkoming van het schuldeisersakkoord. Volgens de bv is verlenging van de afkoelingsperiode noodzakelijk, omdat het pensioenfonds een sommatiebrief heeft gestuurd waarin de bv per direct pensioenpremies moet betalen of met een betalingsvoorstel moet komen.

Pensioenpremies

De rechtbank wijst erop dat de Hoge Raad in 2022 heeft beslist dat de Whoa niet van toepassing is op een vordering voor achterstallige premies van een pensioenfonds. Een vordering van een pensioenfonds heeft dus geen invloed op de afkoelingsperiode. Nu in deze zaak niet is gebleken dat er naast het pensioenfonds ook andere schuldeisers zijn die met het nemen van rechtsmaatregelen hebben gedreigd, is niet duidelijk geworden dat verlenging van de afkoelingsperiode noodzakelijk is.

Veel is onduidelijk

De rechtbank heeft ook niet kunnen vaststellen dat zo’n verlenging in het belang van de gezamenlijke schuldeisers is. Het is nog onduidelijk hoeveel financiering de bv beschikbaar heeft en onder welke voorwaarden deze financiering zal worden verstrekt. Dan is het ook nog niet duidelijk welke uitkering de schuldeisers in een akkoord tegemoet kunnen zien, nog afgezien van het feit dat er geen inzicht is in de reorganisatie- en liquidatiewaarde. De rechtbank kan zo niet beoordelen of schuldeisers in een reorganisatiescenario beter af zijn dan in het geval van een faillissement. Het pensioenfonds moet integraal worden voldaan, wat de positie van de overige schuldeisers hoogstwaarschijnlijk zal beïnvloeden. Dan moet het (concept) crediteurenakkoord worden aangepast.

Geen vooruitgang geboekt

Er is nog een reden waarom de rechtbank het verzoek om een verlengde afkoelingsperiode afwijst. Nu er ook over het akkoordbedrag en de financiering te veel onzekerheid bestaat, is het onvoldoende aannemelijk geworden dat er in de (eerste) afkoelingsperiode belangrijke vooruitgang is geboekt in de totstandkoming van het akkoord.

ECLI:NL:RBGEL:2024:3127

Bron:Rechtbank Gelderland | jurisprudentie | ECLI:NL:RBGEL:2024:3127 | 22-05-2024
Facebook
Twitter
LinkedIn
Print

Meer weten?

Bel 026 – 35 22 888 of stuur een bericht.

Mail

DELEN

Facebook
Pinterest
Twitter
LinkedIn