Een man stelt bezwaar en beroep in tegen een bestemmingsplan voor de bouw van nieuwe woningen in zijn buurt. Hij heeft thuis hanen en kippen en is bang voor klachten over geluidoverlast door nieuwe bewoners. Ook vreest hij voor negatieve effecten op de bedrijfsvoering van zijn loonbedrijf. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verklaart zijn beroep ongegrond.
Een gemeente heeft een bestemmingsplan vastgesteld voor de bouw van 74 woningen. Een man woont met circa 25 hanen, 50 hennen en 30 kuikens in de buurt van het plangebied. Hij heeft bezwaar tegen het plan; hij vreest voor klachten over geluidoverlast van de toekomstige bewoners en vindt dat een ‘kraaizone’ in het plan had moeten worden opgenomen. Ook vreest hij dat de bedrijfsvoering van zijn loonbedrijf – eveneens in de buurt van het plangebied – wordt belemmerd door de bouw van de woningen.
Kraaizone
De man vindt dat een ‘kraaizone’ van 500 meter in het plan had moeten worden opgenomen. Hij heeft op de zitting toegelicht dat zo’n ‘kraaizone’ een signaleringsfunctie voor toekomstige bewoners zou moeten vervullen. Volgens hem hoeft de ‘kraaizone’ niet te leiden tot beperking van gebruiks- of bebouwingsmogelijkheden binnen die ‘kraaizone’. De Afdeling wijst dit af; het omgevingsrecht biedt geen grondslag om een ‘kraaizone’ met alleen maar een signaleringsfunctie in een bestemmingsplan op te nemen.
Geluidsoverlast
Verder denkt de man dat het gekraai van zijn hanen kan leiden tot geluidoverlast bij de toekomstige woningen in het plangebied, waardoor hij kan worden beperkt in het uitoefenen van zijn hobby. Volgens akoestisch onderzoek bedraagt het piekgeluid veroorzaakt door het hanengekraai, met uitzondering van één kavel, niet meer dan 65 dB(A) in de avondperiode. 65 dB(A) wordt door de Afdeling – op basis van een relevante nota over geluidbeleid – gezien als het maximale geluidniveau. Op de genoemde ene kavel is het piekgeluid door de kraaiende hanen in de avondperiode 68 dB(A). De gehanteerde norm voor het maximale geluidniveau wordt daarmee met 3 dB(A) overschreden. De Afdeling ziet daarin echter geen probleem voor het bestemmingsplan; er is een bestaande woning dichterbij de woning van de man. Daar bedraagt het geluidniveau als gevolg van de kraaiende hanen in de avondperiode 70 dB(A). De Afdeling vindt dat die bestaande woning al een meer belemmerende factor is voor de hobby van de man dan de voorziene woning op het ene kavel zal zijn.
Woon en leefklimaat
De man vreest dat ter plaatse van de voorziene woningen geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd door de geluid-, geur- en stofhinder als gevolg van de verkeersbewegingen met zwaar materieel door zijn loonbedrijf. Volgens de Afdeling treft ook dit argument geen doel. Wat betreft de mogelijke geluidhinder stelt de Afdeling – op basis van uitgevoerd akoestisch onderzoek –vast dat deze de cumulatieve maximale geluidniveaus op de plaats van de nieuwe woningen niet zal overschrijden. Daardoor is geen sprake van een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat. De geur- en stofhinder is niet verder onderbouwd.
Bedrijfsvoering
Dan nog het betoog dat het plan leidt tot een beperking van de bedrijfsvoering van het loonbedrijf. Hoewel de toepasselijke grenswaarden voor de maximale geluidniveaus in de avond- en nachtperiode bij enkele nieuwe woningen zal worden overschreden, wijst de Afdeling erop dat er bestaande woningen zijn die dichter bij het perceel van het loonbedrijf liggen dan de nieuw woningen. Er is volgens de Afdeling geen aanleiding om ter plaatse van de verder weg te realiseren woningen een strenger akoestisch leefklimaat te realiseren dan bij de huidige woningen het geval is. De voorziene woningen leveren daardoor geen belemmeringen op voor de bedrijfsvoering van het loonbedrijf. De Afdeling wijst het beroep van de man af; het bestemmingsplan blijft wat het is.