Wanneer een zzp’er bij het opzeggen van een samenwerkingsovereenkomst geen redelijke termijn in acht neemt, mag de opdrachtgever de overeengekomen ‘no show’-boete verrekenen met een openstaande factuur.
Een zzp’er werkt als chauffeur bij een vervoersbedrijf. Hij laat zijn opdrachtgever in mei 2021 weten dat hij de maand augustus met vakantie zal zijn en dan niet beschikbaar is voor werk. Maar voordat het zo ver is, krijgt hij een verkeersongeluk, waarna hij zich ziekmeldt. Met medeweten van zijn opdrachtgever vertrekt hij daarna op vakantie. Op 24 augustus vraagt zijn opdrachtgever wanneer hij terugkomt; zij is namelijk bezig met de planning voor de komende weken. Diezelfde dag antwoordt de man dat hij wil stoppen met de opdracht, omdat hij nog niet helemaal hersteld is. Hij stuurt hierop nog een factuur voor de in juli gewerkte uren (€ 1.661,41). De opdrachtgever weigert dat bedrag te betalen en vraagt de vennootschap van de zzp’er om een nieuwe factuur, waarin een ‘no show’-boete van € 750 in mindering is gebracht. De vennootschap stapt dan naar de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland) en vraagt de opdrachtgever te veroordelen tot betaling van het eerder gefactureerde bedrag.
‘No show’-boete
De op de factuur aangegeven werkzaamheden zijn door de zzp’er verricht, zo stelt zijn vennootschap. De opdrachtgever moet hiervoor dan ook gewoon de overeengekomen prijs betalen. De opdrachtgever betwist niet dat zij dit bedrag verschuldigd is, maar beroept zich op verrekening van de boete. De zzp’er heeft de samenwerking namelijk kort voor het einde van de afgesproken vakantieperiode opgezegd, terwijl hij wist dat de roosters 2 tot 3 weken van tevoren gemaakt worden. De opdrachtgever heeft vanwege die late melding op grond van de tussen hen gemaakte afspraken de ‘no show’-boete opgelegd van € 75 per dag over een periode van 10 dagen.
Op tijd doorgeven
De kantonrechter stelt vast dat de man via zijn vennootschap als zzp’er voor de opdrachtgever heeft gewerkt op basis van overeenkomsten van opdracht. Van een werkgever-werknemer-relatie was geen sprake. Voor zover de vennootschap bedoelde te stellen dat de man zich vóór zijn vakantie ziek had gemeld en de opdrachtgever er daarom, zonder dat de man zich weer beter had gemeld, niet van uit mocht gaan dat hij na zijn vakantie weer aan het werk zou gaan, kan dat standpunt daarom niet worden gevolgd. Uit het feit dat de man kort voor zijn vakantie bij de opdrachtgever heeft gemeld dat hij betrokken was geweest bij een verkeersongeval en daardoor zijn werk niet kon doen, heeft de opdrachtgever niet hoeven te begrijpen dat hij ook na zijn vakantie niet zou kunnen werken. Daarbij acht de kantonrechter van belang dat de gezondheidssituatie van de man er kennelijk ook niet aan in de weg stond dat hij zijn vakantie in Turkije doorbracht. De zzp’er had dan ook op tijd moeten doorgeven dat hij na zijn vakantie niet meer beschikbaar zou zijn voor werk.
Geen redelijke termijn
De kantonrechter weegt daarbij mee dat de zzp’er onvoldoende heeft weersproken dat zijn opdrachtgever en hij anderhalf jaar op dezelfde manier hebben samengewerkt: de opdrachtgever stelde daarbij zo’n 2 à 3 weken van tevoren een rooster op voor een periode van twee weken, waarbij zij aangaf welke chauffeur beschikbaar was en voor hoe lang. Gelet daarop had de zzp’er dus veel eerder dan 24 augustus moeten meedelen dat hij na zijn vakantie niet voor werk beschikbaar was. Bij de opzegging is dan ook geen redelijke termijn in acht genomen, aldus de kantonrechter.
Beperkte boete
De opdrachtgever had wel aangegeven dat het haar op 24 augustus nog wel zou lukken om met de ritten te schuiven, mocht de zzp’er één of twee dagen later van vakantie terugkeren. Dit brengt mee dat zij de vennootschap van de man nu niet meer kan aanspreken op de boete over die eerste twee dagen na zijn vakantie, vindt de kantonrechter. De boete wordt daarom beperkt tot € 600, namelijk acht dagen à € 75.