De Belastingdienst beslist dat het vermogen van een vrouw te hoog is voor een aanspraak op zorg- en huurtoeslag, en krijgt van de rechtbank gelijk. Volgens de vrouw heeft de Belastingdienst er echter geen rekening mee gehouden dat zij slachtoffer is van een ramp. Hoe denkt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State hierover in hoger beroep?
Een vrouw loopt ernstig letsel op bij een gasexplosie. Op grond van een vaststellingsovereenkomst met haar schadeverzekeraar krijgt ze hiervoor een schadevergoeding van € 320.000. Dat bedrag behoort voor de inkomensbelasting tot het vermogen van de vrouw. Dit vermogen – in de vorm van de grondslag sparen en beleggen en het voordeel daaruit – is van belang om haar aanspraak op zorg- en huurtoeslag vast te stellen.
Nihil
Voor deze toeslagen krijgt de vrouw over twee jaren een voorschot. Daarna stelt de Belastingdienst/Toeslagen beide toeslagen vast op nul. Hierbij wordt onder meer verwezen naar een wettelijke bepaling, waarin staat dat er geen aanspraak is op een zorgtoeslag als de grondslag sparen en beleggen in het berekeningsjaar meer bedraagt dan € 82.504.
De vrouw gaat tegen de beslissing van de Belastingdienst in bezwaar maar dat wordt ongegrond verklaard. Ook het beroep bij de rechtbank faalt. De vrouw gaat in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Slachtoffer van ramp
Daar betoogt de vrouw dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de Belastingdienst haar zorg- en huurtoeslag ten onrechte definitief op nihil heeft vastgesteld. Die nihilstellingen zijn namelijk alleen gebaseerd op veronderstellingen over vermogen, stelt zij. Ook heeft de Belastingdienst er geen rekening mee gehouden dat zij slachtoffer is geworden van een ramp. Daardoor zou de fiscus haar de uitzonderingspositie ontnemen die op grond van het Besluit Diverse tegemoetkomingen bij bijzondere gebeurtenissen geldt voor andere slachtoffers van rampen bij belastingheffing op schadevergoedingen.
Aanslag inkomstenbelasting
De Afdeling ziet dit anders. Voorop wordt gesteld dat de Belastingdienst bij de berekening van het recht op zorg- en huurtoeslag terecht is uitgegaan van de door de belastinginspecteur vastgestelde aanslag inkomstenbelasting. Dat de vrouw het oneens is met die aanslag, leidt niet tot het oordeel dat de Belastingdienst niet van deze aanslag mocht uitgaan. Evenmin leidt dit tot het oordeel dat de dienst, door dat toch te doen, ten onrechte is uitgegaan van veronderstellingen.
Smartengeld
De Belastingdienst heeft terecht gesteld dat € 15.000 van de door de vrouw ontvangen schadevergoeding als smartengeld is aan te merken. De Belastingdienst heeft dat bedrag daarom ook niet als vermogen meegenomen bij de berekening van de toeslagen. De Afdeling constateert, net als de rechtbank, dat de Belastingdienst terecht heeft gesteld dat het vermogen van de vrouw ook daarna nog te hoog is voor een aanspraak op die toeslagen. De grondslag sparen en beleggen bedraagt ook dan namelijk nog steeds meer dan € 82.504, en de inspecteur zal ook dan voordeel uit sparen en beleggen in aanmerking nemen.
Van een ander in de relevante regelgeving opgesomde situatie, waarin vermogen op verzoek buiten toepassing moet worden gelaten, is volgens de Afdeling geen sprake. Ook kan de Afdeling de gasexplosie niet (laten) opnemen in het Besluit Diverse tegemoetkomingen bij bijzondere gebeurtenissen.
Het hoger beroep is dan ook ongegrond. De toeslagen zijn terecht vastgesteld op nul.