De aanleg van zonneparken leidt vaak tot weerstand van omwonenden. Dat hun – op zich legitieme – bezwaren niet altijd hout snijden, blijkt wel uit deze zaak.
Een exploitant wil een zonnepark (ruim 8 hectare) aanleggen. Het college van burgemeester en wethouders verleent de omgevingsvergunning. De eigenaar van een boerenbedrijf dat in de buurt ligt is het daar niet mee eens en procedeert tot aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de hoogste bestuursrechter op het gebied van het omgevingsrecht.
Te laat
Volgens de agrariër lijden aspecten als duurzaamheid, milieubelasting en gezondheid onder het zonnepark. Ook stelt hij dat het zonnepark gevolgen heeft voor het lokale klimaat en dat de omgevingsvergunning is verleend in strijd met gemeentelijk beleid. Maar al deze bezwaren had hij in een eerdere fase, bij de rechtbank, moeten aandragen. Hij komt hier bij de Afdeling bestuursrechtspraak voor het eerst mee, en dat is te laat: de Afdeling hoeft deze argumenten niet te behandelen.
Landbouwoppervlakte
Bij de rechtbank betoogde de agrariër dat het zonnepark leidt tot een afname van de beschikbare landbouwgronden van 8 procent, en dat dit in strijd is met het lokale dorpsplan. Volgens de rechtbank en ook de Afdeling neemt de landbouwoppervlakte af met 0,11 procent, bijna verwaarloosbaar. Het dorpsplan betreft afspraken van een lokale belangenvereniging en het college is daaraan niet gebonden.
Alternatieven
De agrariër stelt ook dat het college geen onderzoek heeft gedaan naar alternatieve mogelijkheden voor energieopwekking. Er zijn veel bedrijven die zonnepanelen op hun dak of erf kunnen en willen plaatsen. Maar het college, zo zegt de Afdeling, moet beslissen over een vergunningaanvraag. Dit project was op zichzelf al aanvaardbaar. In zo’n geval kan het college de vergunning alleen afwijzen als het alternatief een gelijkwaardig resultaat oplevert met aanmerkelijk minder bezwaren. Dat is hier niet het geval: zonnepanelen op bestaande bebouwing levert niet voldoende op om aan de gemeentelijke doelstellingen voor het opwekken van zonne-energie te kunnen voldoen.
Algemeen belang
Tot slot beroept de agrariër zich op de nadelen die de flora en fauna ondervinden van het zonnepark. Weer tevergeefs. Nu hij zich als natuurlijke persoon beroept op de Wet natuurbescherming beroept hij zich in feite op een algemeen belang. Dat kan alleen als zijn persoonlijke belangen bij het behoud van een goede kwaliteit van zijn directe woon- en leefomgeving verweven zijn met het algemeen belang dat de Wet natuurbescherming beoogt te beschermen. Bij die verwevenheid wordt gekeken naar de afstand tussen de boerderij en het zonnepark. Hier is dat hemelsbreed ruim 100 meter: te ver om van verwevenheid uit te gaan. Alles opgeteld: de vergunning voor het zonnepark kan worden verleend.