Een besloten vennootschap is op verzoek van een stichting in staat van faillissement verklaard. Een maand erna stelt de BV verzet in tegen de faillietverklaring. Dat is te laat, beslist de rechtbank Rotterdam.
De advocaat van de BV is ervan op de hoogte dat de faillissementsaanvraag is ingediend en weet ook wanneer de rechter deze zal behandelen. Dat blijkt uit een brief van deze gemachtigde aan de rechtbank. Desondanks is er niemand namens de BV aanwezig bij de behandeling van de aanvraag en wordt de BV hierover dus ook niet gehoord. Het faillissement wordt tijdens de behandeling uitgesproken. Daartegen stelt de BV een maand later verzet in.
Recht van verzet
Op basis van de wet kan een schuldenaar die niet is gehoord over zijn faillissementsaanvraag verzet aantekenen tegen de faillietverklaring. Dat moet gebeuren binnen 14 dagen na de faillissementsuitspraak. De termijn van verzet is een maand als de schuldenaar zich op het moment van de uitspraak niet binnen het ‘Rijk in Europa’ bevindt, dat wil zeggen ‘Europees Nederland’.
Bulgarije
De BV is het niet eens met de faillietverklaring en stelt een maand na de uitspraak verzet in tegen de uitspraak. Dat kon, volgens de BV, omdat haar bestuurder op de dag van de uitspraak in Bulgarije was. De rechtbank gaat hier niet in mee. De BV is statutair gevestigd in Nederland en heeft daar ook het bezoekadres. Dit was ook op de dag van de uitspraak het geval. Het feit dat de bestuurder van de BV zich op de dag van de uitspraak mogelijk in Bulgarije bevond, betekent niet dat dit ook voor de bBV gold.
Te laat
De rechtbank concludeert daarom dat het verzet niet op tijd is ingesteld. Ook is niet gebleken van feiten of omstandigheden die een uitzondering rechtvaardigen op de wettelijke termijn van twee weken. De rechtbank benadrukt dat de BV op de hoogte was van de behandeling van de faillissementsaanvraag, wat blijkt uit correspondentie tussen de rechtbank en de advocaat van de BV. Daar blijkt eveneens uit dat de advocaat wist van de faillissementsuitspraak. Ook hier ziet de rechtbank geen reden om een uitzondering te maken op de wettelijke verzetstermijn. De besloten vennootschap is dan ook niet-ontvankelijk in haar verzet, dat daarom niet inhoudelijk zal worden beoordeeld.