Inhoudsopgave

Te laat ingediende aanvraag voor coronasubsidie komt voor rekening van bedrijf

Een besloten vennootschap dient een aanvraag in op basis van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL), maar dit gebeurt te laat. Om die reden wijst de minister van Economische Zaken de aanvraag af. Volgens de BV is dit in strijd met het evenredigheidsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven is het daar niet mee eens. 

Een subsidieaanvraag op basis van de TVL kon voor het eerste kwartaal van 2022 worden gedaan tussen 28 februari 2022 en 31 maart 2022. Uit de TVL blijkt dat een aanvraag moet worden afgewezen als deze te laat is ingediend. De BV deed haar aanvraag op 12 april 2022. Dat kon niet eerder, stelt het bedrijf, omdat degene die hiervoor verantwoordelijk was kampte met persoonlijke gezondheidsproblemen.

Evenredigheidsbeginsel

Het uitgangspunt van de minister op basis van de TVL is dat het de eigen verantwoordelijkheid is van een ondernemer om de subsidieaanvraag tijdig in te dienen. In sommige gevallen is het tegenwerpen van die verantwoordelijkheid echter niet evenredig. Dan gaat het om gevallen waarin ten tijde van de aanvraagperiode sprake is van ‘ernstige persoonlijke omstandigheden’. Ondernemers kunnen ook een beroep doen op ‘overige omstandigheden’, zoals zeer bijzondere gevallen als brand.

Gezondheidsproblemen

Volgens de BV is de afwijzing van de aanvraag in strijd met het evenredigheidsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel. De verantwoordelijke binnen het bedrijf had in de aanvraagperiode namelijk persoonlijke gezondheidsproblemen en werd geconfronteerd met het ziekte- en stervensproces van een peetoom. Daarom was deze medewerker niet in staat om een aanvraag in te dienen. Dat dit zo was, is onderbouwd met een medische verklaring van een psycholoog.

Nieuwsbrief

Verder stelt het bedrijf dat voor dit kwartaal de aanvraagperiode niet duidelijk was en bovendien substantieel afweek van die van andere kwartalen. Het bedrijf zegt ook geen nieuwsbrief te hebben ontvangen waarin de aanvraagperiode is aangekondigd, terwijl het zich hiervoor wel had aangemeld. Daarnaast wijst het op zijn financiële belang; het omzetverlies was namelijk enorm in de betreffende periode. Ook is de aanvraag maar 12 dagen te laat ingediend.

Risico

Volgens het College is de afwijzing niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel. Het bedrijf had de aanvraag door iemand anders kunnen laten indienen. Dat de aanvraagperiode korter was, maakt niet dat deze inhoudelijk anders zou moeten worden beoordeeld. Het tijdstip van de aanvraagperiode wordt in de TVL duidelijk genoemd en stond ook op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Dit had dan ook bij de onderneming bekend kunnen en moeten zijn. Dat het bedrijf geen nieuwsbrief ontving en financiële gevolgen zou hebben door de afwijzing, is evenmin reden om deze als onevenredig te zien. Ook het feit dat de aanvraag nog geen twee weken te laat is gedaan, maakt dit niet anders. Het College is er niet van overtuigd dat het bedrijf de aanvraag niet tijdig had kunnen indienen. De gevolgen van de te late aanvraag komen dan ook voor risico van de onderneming. De aanvraag is terecht afgewezen.

ECLI:NL:CBB:2024:860

Bron:College van Beroep voor het Bedrijfsleven | jurisprudentie | ECLI:NL:CBB:2024:860 23/966 | 02-12-2024
Facebook
Twitter
LinkedIn
Print

Meer weten?

Bel 026 – 35 22 888 of stuur een bericht.

Mail

DELEN

Facebook
Pinterest
Twitter
LinkedIn