Inhoudsopgave

Staat vorderingsrecht niet ‘summierlijk’ vast, dan geen faillietverklaring

Uit een ‘summierlijk’ onderzoek moet al blijken dat een partij een vordering heeft op een ander. Staat dat niet vast, dan kan de rechtbank niet overgaan tot een faillietverklaring, zoals in deze zaak.

Een besloten vennootschap dient bij de rechtbank Den Haag een verzoekschrift in om een bedrijf failliet te laten verklaren. De bv stelt een vordering te hebben op dat bedrijf van € 23.369. Dat zou blijken uit de jaarrekeningen waarin dit bedrag als rekening-courantschuld aan de bv is opgenomen. Dit vorderingsrecht zou ook blijken uit het feit dat het bedrijf op enig moment een klein bedrag heeft afgelost en rente heeft betaald, en uit twee e-mails van de bestuurder van het bedrijf waarin de schulden worden erkend. Volgens de bv laat het bedrijf meer schulden onbetaald: er zijn vorderingen die als rekening-courantposten onder ‘overige schulden’ en ‘schulden aan groepsmaatschappijen’ (totaal € 352.394) in de jaarrekening van het bedrijf staan.

Aandelenkapitaal

Dit klopt allemaal niet, stelt het bedrijf. Het gaat niet om een vordering, maar om aandelenkapitaal. Dit geldt ook voor de vorderingen van de overige aandeelhouders die als rekening-courantpost in de jaarrekeningen staan. De jaarrekeningen zijn eigenlijk niet juist. En áls de vordering van de bv al heeft bestaan, dan is deze voldaan door levering van 10 procent van de aandelen.

Faillissementstoestand

Een faillissement kan op verzoek worden uitgesproken wanneer van een vorderingsrecht van een verzoeker is gebleken én blijkt dat de schuldenaar verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen (de faillissementstoestand). Daarvan is sprake wanneer de schuldenaar meerdere schuldeisers (pluraliteit) heeft en hij niet meer betaalt. Dat alles moet ‘summierlijk’ blijken: zowel de toestand als de vordering moet blijken na een kort, eenvoudig onderzoek. Voor een uitgebreid onderzoek is in een faillissementsprocedure geen plaats.

Niet summierlijk vastgesteld

Voor de rechtbank is het duidelijk dat de aandelen van het bedrijf aan de bv zijn geleverd. Maar onduidelijk is tegen welk bedrag die aandelen zijn gekocht en welk bedrag als aandeleninbreng moet worden gezien. Alle aandeelhouders hebben door middel van verscheidene constructies geld ingebracht. Niet is gebleken dat de bv onder andere voorwaarden de aandelen heeft gekocht. Het vorderingsrecht van de bv kan, nu het bedrijf dit betwist, niet summierlijk worden vastgesteld, nu voor een uitgebreide bewijsvoering in deze procedure geen plaats is. De rechtbank wijst het verzoek daarom af. Nu niet summierlijk is gebleken van het vorderingsrecht van de bv, hoeft de rechtbank niet meer te oordelen over de pluraliteit en de toestand van hebben opgehouden te betalen.

ECLI:NL:RBDHA:2024:14717

Bron:Rechtbank Den Haag | jurisprudentie | ECLI:NL:RBDHA:2024:14717 | 16-09-2024

Facebook
Twitter
LinkedIn
Print

Meer weten?

Bel 026 – 35 22 888 of stuur een bericht.

Mail

DELEN

Facebook
Pinterest
Twitter
LinkedIn