Na opzegging van de licentieovereenkomst met een softwareproducent blijft een bedrijf gebruikmaken van diens computerprogramma’s. Daarmee is onrechtmatig gehandeld en een inbreuk gemaakt op de auteursrechten van het softwarebedrijf, oordeelt de rechtbank Noord-Holland. En dat komt het bedrijf duur te staan.
Een bedrijf produceert en verhandelt softwarepakketten. Het verstrekt klanten tegen betaling licenties voor het gebruik van de software die de onderneming ontwikkelt. Voor een basispakket sluit deze softwareproducent met een bouwbedrijf een licentieovereenkomst af, die eindigt in 2015. Als de softwareproducent vijf jaar later van een andere voormalige klant hoort dat dit bouwbedrijf nog steeds gebruikmaakt van de computerprogramma’s laat hij hier onderzoek naar doen. Daaruit blijkt dat het inderdaad mogelijk is de programma’s via de server zo te manipuleren dat ex-klanten zonder licentie, dus onrechtmatig, de programma’s kunnen blijven gebruiken.
Inbreuk op auteursrecht
Het softwarebedrijf eist bij de rechtbank Noord-Holland dat de financiële houdstermaatschappij van het bouwbedrijf per direct stopt met deze inbreuk op de auteursrechten van het softwarebedrijf, op straffe van een dwangsom. Ook wil de softwareproducent dat de schade wordt vergoed die door het onrechtmatig handelen is geleden.
Te goeder trouw
De houdstermaatschappij erkent dat het bouwbedrijf de programma’s is blijven gebruiken. Bij de nieuwe softwareleverancier was een ander softwarepakket aangevraagd, maar omdat dat nog niet klaar was mochten ze nog gebruik blijven maken van het programma van het softwarebedrijf, zo was aan hen verteld. Het bouwbedrijf stelt dat het er te goeder trouw op mocht vertrouwen dat de nieuwe leverancier over dat gebruik goede afspraken had gemaakt met het softwarebedrijf.
Onrechtmatig
De rechtbank volgt het bouwbedrijf niet in dit verweer. Uit de overgelegde documenten zoals e-mail-correspondentie blijkt dat de bouwonderneming zich ervan bewust was dat de licentieovereenkomst was opgezegd. Als ondernemer had het bedrijf ook hebben moeten kunnen bedenken dat voor verder gebruik van de programma’s mogelijk een vergoeding betaald had moeten worden. Daar had het bedrijf in ieder geval zelf actief naar moeten vragen.
Uit de overgelegde e-mails tussen het bouwbedrijf en de nieuwe softwareleverancier blijkt bovendien dat het voor het bouwbedrijf duidelijk was of moet zijn geweest dat deze leverancier iets deed wat eigenlijk niet mocht en dus onrechtmatig was: de oude server ‘terugdraaien’, een actie die ook nog eens elk jaar herhaald moest worden om ervoor te zorgen dat het bouwbedrijf ook zonder licentie van de computerprogramma’s gebruik kon blijven maken.
Schadevergoeding en dwangsom
Nu onrechtmatig is gehandeld en inbreuk is gemaakt op de auteursrechten van het softwarebedrijf moeten het bouwbedrijf en de houdstermaatschappij de schade vergoeden. Die bestaat uit een eenmalige gebruikersvergoeding (€ 46.550), een periodieke gebruiksvergoeding (€ 27.195) en een bedrag van ruim € 40.000 aan kosten die het softwarebedrijf heeft moeten maken om zijn rechten te beschermen, waaronder advocaat- en deurwaarderskosten (ruim € 40.700). Ook de geëiste dwangsom wordt (gematigd) toegewezen.