Inhoudsopgave

Schuldenaar moet informatie over buitenlands vermogen verstrekken, op straffe van lijfsdwang

Een schuldenaar is verplicht te voldoen aan een tegen hem gewezen veroordelend vonnis. Hieruit vloeit voort dat hij informatie moet verstrekken over zijn inkomen, vermogen en voor verhaal vatbare goederen. Deze algemene informatieplicht geldt alleen in de executoriale fase en beperkt zich niet tot Nederland. Werkt de schuldenaar niet mee, dan kan, als ultimum remedium, het dwangmiddel lijfsdwang worden toegepast. De schuldenaar moet dan een huis van bewaring in tot hij aan het vonnis heeft voldaan. 

Een vennootschap die is gespecialiseerd in factoring en debiteurenbeheer neemt een belang van 50 procent in een evenementenbureau. De andere 50 procent wordt gehouden door een vennootschap met twee aandeelhouders. Die aandeelhouders houden zich bezig met het organiseren van evenementen, terwijl het factoringbedrijf de (voor)financiering regelt. Bij dat bedrijf rijst het vermoeden dat meerdere door de organisatoren aan het factoringbedrijf verstuurde facturen vals of vervalst zijn. Het factoringbedrijf stelt de aandeelhouders aansprakelijk voor de schade die het hierdoor heeft geleden. De rechtbank Noord-Holland heeft daarna voor recht verklaard dat de aandeelhouders onrechtmatig hebben gehandeld jegens het factoringbedrijf door dat bedrijf valse of vervalste facturen te laten betalen en hier niet voor te waarschuwen. De twee aandeelhouders zijn hoofdelijk veroordeeld tot betaling van ruim € 992.000.

Algemene informatieplicht

Een van de twee aandeelhouders laat daarna weten dat hij geen vermogen of belangen in binnen- of buitenlandse rechtspersonen heeft en dat hij daarom niet aan de executie van het vonnis kan voldoen. Het factoringsbedrijf spant daarop een kort geding aan bij de rechtbank Noord-Holland. Het vraagt de voorzieningenrechter de aandeelhouder te gebieden mee te werken aan de executie van het vonnis, door alle relevante informatie over zijn inkomsten, vermogen en voor verhaal vatbare goederen te verstrekken. Ook wil het bedrijf dat de rechter tenuitvoerlegging bij lijfsdwang toestaat voor iedere dag dat de man dit nalaat. Volgens het factoringbedrijf heeft de aandeelhouder een algemene informatieplicht op grond van de beginselen van redelijkheid en billijkheid, en ook een bijzondere informatieplicht. Het bedrijf stelt belang te hebben bij een zo snel mogelijke executie van het vonnis, om te voorkomen dat goederen aan verhaal worden onttrokken of op een andere manier verloren zullen gaan. Ook heeft het bedrijf een zwaarwegend belang bij lijfsdwang, nu verwacht wordt dat de aandeelhouder de executie zonder dit dwangmiddel verder zal frustreren.

De aandeelhouder zegt dat hij geen informatie kan geven die er niet is. Hij stelt al jaren afhankelijk te zijn van een wao-uitkering en dat hij schuldhulpverlening krijgt via de Kredietbank, die zijn vermogenspositie eerst grondig heeft beoordeeld. Hij zegt alle relevante informatie aan het factoringbedrijf te hebben gegeven en ontkent een bankrekening in Brazilië te hebben, zoals het bedrijf stelt. De tenaamstelling van de door het factoringbedrijf genoemde rekening is volgens hem onjuist. Weliswaar staan er in Brazilië twee bedrijven op zijn naam, maar daar heeft hij geen bemoeienis meer mee sinds de relatie met zijn Braziliaanse partner is verbroken. Ook betwist hij een onderneming op Curaçao te hebben.

Actief meewerken

Iemand die bij vonnis is veroordeeld tot betaling van een geldbedrag (de schuldenaar), staat met zijn hele vermogen in voor de voldoening van die schuld, zo stelt de voorzieningenrechter voorop. Een schuldeiser mag zich verhalen op alle delen van het vermogen van die schuldenaar. De vraag is daarbij wel of de schuldenaar vermogen bezit en zo ja, waar zich dat bevindt. Natuurlijk zal de schuldeiser op zoek gaan naar verhaalsmogelijkheden, maar ook de schuldenaar moet hieraan actief meewerken. De wet bepaalt dat hij verplicht is desgevraagd zijn bronnen van inkomsten op te geven.

Vermogen en inkomsten in het buitenland

Moet deze aandeelhouder ook meewerken aan het verstrekken van informatie over zijn buitenlandse vermogen en bronnen van inkomsten? De Hoge Raad besliste in een arrest van 26 november 2021 dat de informatieplicht over bronnen van inkomsten zich niet beperkt tot Nederland. In deze zaak gaat het echter ook om buitenlandse bankrekeningen, en dit zijn geen inkomsten. Een schuldenaar is echter in beginsel ook verplicht informatie te geven over zijn inkomens- en vermogenspositie en voor verhaal vatbare goederen. Dat vloeit voort uit de op grond van het ongeschreven recht aangenomen algemene plicht van de schuldenaar om te voldoen aan een tegen hem gewezen veroordelend vonnis. Uit het Tripels/Masson-arrest van de Hoge Raad (20 september 1991) leidt de voorzieningenrechter af dat deze algemene informatieplicht alleen geldt in de executoriale fase, en ook dat deze plicht verder gaat dan het opgeven van bronnen van inkomsten. De schuldenaar moet ook over zijn vermogen en voor verhaal vatbare goederen informatie geven. Hij kan dus in de executiefase met een gericht informatieverzoek worden verplicht informatie te geven over zijn vermogen en voor verhaal vatbare goederen in binnen- en buitenland. Hierbij kan een vordering tot tenuitvoerlegging bij lijfsdwang in beginsel toewijsbaar zijn, als de gegevens in een zaak daartoe voldoende aanleiding geven.

In deze zaak heeft het factoringbedrijf volgens de rechter voldoende onderbouwd dat de aandeelhouder belangen heeft in Braziliaanse bedrijven en in Brazilië een rekening op zijn naam heeft staan. Ook is voldoende onderbouwd dat de man niet meewerkt aan de executie van het vonnis. Het Tripels/Masson-arrest brengt volgens de voorzieningenrechter echter niet mee dat de algemene informatieplicht zo ver gaat dat de schuldenaar zijn volledige administratie moet openstellen en rekening en verantwoording moet afleggen over al zijn financiën. De vorderingen worden dan ook deels afgewezen.

Uitvoerbaar bij lijfsdwang

Volgens de voorzieningenrechter heeft het factoringbedrijf belang bij de mogelijkheid om het vonnis bij lijfsdwang ten uitvoer te leggen. Daarbij acht de rechter onder meer de omvang van de veroordeling voor factuurfraude van belang en ook dat de aandeelhouder niet heeft willen meewerken aan de uitvoering van het vonnis en zijn buitenlandse vermogen verborgen houdt. Dat een ander dwangmiddel dan lijfsdwang zou kunnen baten, acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk. De aandeelhouder moet binnen vijf dagen informatie verstrekken over zijn binnen- en buitenlandse inkomsten, vermogen en voor verhaal vatbare goederen. Anders moet hij het huis van bewaring in tot hij aan het vonnis heeft voldaan.

ECLI:NL:RBNHO:2023:772

Bron:Rechtbank Noord-Holland| jurisprudentie| ECLI:NL:RBNHO:2023:772 C/15/334765 / KG ZA 22-613| 02-02-2023
Facebook
Twitter
LinkedIn
Print

Meer weten?

Neem contact met ons op!

Mail

DELEN

Facebook
Pinterest
Twitter
LinkedIn