Inhoudsopgave

Rechtbank kan bewindvoerder ontslaan als deze de surseance niet constructief aanpakt

De rechtbank Noord-Nederland verleent aan een taxibedrijf voorlopig surseance van betaling. Tegelijk wordt een bewindvoerder benoemd. Acht dagen later vraagt de bewindvoerder de surseance in te trekken en gelijktijdig het faillissement uit te spreken. Het loopt anders: de bewindvoerder wordt ontslagen.

Dit taxibedrijf kampte met een operationeel probleem en een liquiditeitsprobleem, veroorzaakt door het wegvallen van de dagelijkse leiding en beslagleggingen door schuldeisers. Daardoor konden salarissen en verzekeringspremies niet meer worden betaald. Er was ook geen duidelijkheid over een eventueel schuldeisersakkoord. De bewindvoerder vindt dat het taxibedrijf volledig op eigen houtje opereert en weigert om hem voldoende inzicht te geven in de onderneming. Wel heeft de bewindvoerder ontdekt dat een grote klant is opgestapt.

Ramkoers

Het taxibedrijf vindt zichzelf in de kern wel levensvatbaar. Het wilde met de surseance, samen met de bewindvoerder, een plan maken om het bedrijf uit het dal te trekken. Maar de samenwerking met de bewindvoerder verloopt stroef. De bestuurder heeft slechts één gesprek met hem gehad en daarin was de bewindvoerder nogal dwingend – de bestuurder spreekt van ‘ramkoers’. Het taxibedrijf wil dat de bewindvoerder wordt ontslagen, omdat het geen vertrouwen heeft in een goede samenwerking.

Niet van de grond gekomen

Of de surseance kan worden ingetrokken ligt aan de staat van de boedel: kan het bedrijf de schuldeisers binnenkort betalen? Volgens de rechtbank is de surseance eigenlijk nooit gestart. Een bewindvoerder komt in een surseance fris in de onderneming. Hij moet zich op korte termijn een beeld vormen van de problematiek en kansen en mogelijkheden en de te nemen stappen inschatten. Deze bewindvoerder heeft terecht een aantal eisen gesteld waaraan het taxibedrijf moest voldoen: het achterstallige loon betalen, een sluitende liquiditeitsprognose opmaken en de dekking van de verzekeringen laten zien. Aan de meeste eisen is voldaan. Hoewel de bestuurder niet reactief richting de bewindvoerder handelde, stelde de bewindvoerder zich te rigide op: hij bood de bestuurder weinig ruimte. Toen hij, volgens de bewindvoerder, niet snel genoeg de eisen inwilligde, diende de bewindvoerder direct een verzoek in tot intrekking van de surseance. Zo is de surseance niet van de grond gekomen, en zo kan de rechtbank de staat van de boedel niet vaststellen. De huidige situatie is feitelijk hetzelfde als toen de surseance werd verleend. Intrekken is niet in het belang van de schuldeisers.

Twee-eenheid

De taak van de bewindvoerder is niet in de wet uitgewerkt. De bedoeling is dat de bewindvoerder samen met de schuldenaar het beheer over diens zaken voert. De rechtbank kan besluiten om een bewindvoerder niet meer aan te stellen als hij niet constructief is in de samenwerking met eventuele andere bewindvoerders, ketenpartners of de sursiet (hier: het taxibedrijf). Een bewindvoerder heeft de plicht om met de sursiet samen te werken; zij zijn een ‘twee-eenheid’, de één kan niet handelen zonder de ander, maar gezamenlijk handelen kan worden gefrustreerd doordat een van beiden geen medewerking verleent.

Geen dynamiek

In deze zaak was de dynamiek tussen de bewindvoerder en sursiet dermate slecht dat er geen basis is voor een succesvolle surseance. Een vruchtbare samenwerking zit er niet in, nu de bewindvoerder niet bereid is om alsnog de boel vlot te trekken. Het bedrijf moet een eerlijke kans krijgen om orde op zaken te stellen en de surseance tot een succes te maken. Dat is met deze bewindvoerder niet mogelijk: de rechtbank ontslaat hem en benoemt een andere.

ECLI:NL:RBNNE:2024:3080

Bron:Rechtbank Noord-Nederland | jurisprudentie | ECLI:NL:RBNNE:2024:3080 | 07-08-2024
Facebook
Twitter
LinkedIn
Print

Meer weten?

Neem contact met ons op!

Mail

DELEN

Facebook
Pinterest
Twitter
LinkedIn