Een plafondbouwer kan aangenomen werkzaamheden niet uitvoeren, omdat de aannemer ze door een ander laat uitvoeren. Hij eist van de aannemer daarom vergoeding van de gehele aanneemsom. Volgens de plafondbouwer is sprake van opzegging van een aanneemovereenkomst.
De plafondbouwer en de aannemer werken niet voor het eerst met elkaar samen. Ze kennen elkaar van verschillende eerdere projecten. Voor twee nieuwe projecten bevestigt de aannemer in een e-mail aan de plafondbouwer wat er moet gebeuren. Voordat de uitvoering van die twee projecten begint, krijgen de plafondbouwer en de aannemer echter onenigheid. De aannemer laat de werkzaamheden daarom door iemand anders uitvoeren. De plafondbouwer eist nu vergoeding vanwege opzegging van een aanneemovereenkomst.
Aanneemovereenkomst
Volgens de aannemer is geen sprake van een aanneemovereenkomst, omdat de daadwerkelijke opdracht voor de twee projecten nog moest worden gegeven. De rechtbank Zeeland-West-Brabant is het hier niet mee eens. Uit de e-mail van de aannemer aan de plafondbouwer blijkt dat wilsovereenstemming bestond over de belangrijkste zaken, zoals de prijs, de hoeveelheid werk en wat er moest gebeuren. Er was daardoor sprake van een aanneemovereenkomst. Dat enkele details – het exacte aantal vierkante meters, de aanvang en de uitvoeringsduur – nog niet precies bekend waren, maakt dat niet anders.
Gedeeltelijke opzegging
Op basis van de wet moet een vergoeding worden betaald als een aanneemovereenkomst wordt opgezegd. De rechtbank oordeelt dat hier sprake is van opzegging doordat de aannemer het werk heeft laten uitvoeren door een derde. De aannemer heeft de plafondbouwer nog wel aangeboden dat hij een deel van het werk kon uitvoeren. Die heeft dit geweigerd. Om deze reden is sprake van gedeeltelijke opzegging; alleen voor het deel van het werk dat al door een derde is gedaan en door de aannemer niet alsnog is aangeboden aan de plafondbouwer.
Vergoeding
De wijze waarop de door de aannemer te betalen vergoeding moet worden berekend is bij wet bepaald. De vergoeding is zo hoog als de prijs van het werk min de besparingen die voortvloeien uit de opzegging. In feite dus zo hoog als de winst die de plafondbouwer had kunnen maken. De aannemer stelt dat de winstmarge 10 tot 12 procent moet zijn. De plafondbouwer overtuigt de rechtbank niet van een hoger percentage en kan daardoor uiteindelijk rekenen op een vergoeding van ongeveer € 8.500.