Inhoudsopgave

Overheid heeft beginselplicht tot handhaving als regels worden geschonden

Een bedrijf dat dieren verhuurt voor allerlei activiteiten heeft geen omgevingsvergunning. Moet de overheid dan handhavend optreden of mag het daar ook vanaf zien, zoals het bedrijf stelt?

Dit bedrijf verhuurt landbouwhuisdieren, knaagdieren, vogels, dromedarissen, kamelen en slangen voor braderieën, personeelsactiviteiten, feesten, promotieacties en televisieopnamen. Ook organiseert het activiteiten met de dieren op zijn boerderij.

Omgevingsvergunning

Twee omwonenden van het bedrijf zijn daar niet blij mee. Zij vragen het college van burgemeester en wethouders om handhavend op te treden tegen de dierverhuuractiviteiten. Nu er voor deze activiteiten geen omgevingsvergunning is verleend, wordt de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) overtreden. Ook zijn de dierverhuuractiviteiten in strijd met het bestemmingsplan. Het college is het daarmee eens en gelast de verhuurders met de activiteiten te stoppen, anders moeten ze een dwangsom van € 30.000 betalen. Ook de rechtbank staat achter het handhavend optreden. De dierenverhuurder gaat in hoger beroep.

Bijzondere omstandigheden

Bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State voert de dierenverhuurder aan dat het college vanwege ‘bijzondere omstandigheden’ had moeten afzien van handhavend optreden. Zover gaat de Afdeling niet. Met handhaving is immers een algemeen belang gediend en het college zal in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken: er is een beginselplicht tot handhaving. Alleen onder bijzondere omstandigheden hoeft het college dit niet te doen: als er een concreet zicht op legalisatie bestaat of wanneer de gevolgen van het handhavend optreden onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen.

Legalisatie

De dierenverhuurder stelt dat het gemeentebestuur bereid was om de activiteiten te legaliseren en dat zij er daarom op mocht vertrouwen dat er niet werd gehandhaafd. Maar wie zich beroept op het vertrouwensbeginsel, zo zegt de Afdeling, moet aannemelijk maken dat de overheid dergelijke toezeggingen heeft gedaan. Het college heeft echter nooit toegezegd dat zou worden afgezien van handhavend optreden. Wel was er overleg over legalisering van het dierenverhuurbedrijf, maar de stukken die het bedrijf daarvoor moest aanleveren waren ontoereikend. Het bedrijf kreeg een deadline: werd die niet gehaald, dan zou alsnog worden gehandhaafd.

Onevenredig

Was handhavend optreden dan onevenredig? Volgens het bedrijf heeft het college de belangen van de onderneming onvoldoende meegewogen. Moeten deze activiteiten worden gestaakt, dan zijn er niet genoeg inkomsten voor de verzorging van de dieren en zal het bedrijf moeten stoppen. Er gaan dan ook veel arbeidsplaatsen verloren. Verder zijn de omwonenden die om handhaving hadden gevraagd inmiddels verhuisd. Zij wisten bovendien, toen zij in de buurt van het bedrijf kwamen wonen, welke activiteiten daar plaatsvonden.

Overlast

Voor deze argumenten is de Afdeling niet gevoelig. Dat het bedrijf zonder de dierverhuuractiviteiten niet genoeg inkomsten zou hebben, had het met concrete gegevens moeten onderbouwen, maar die cijfers waren er niet. Ook mocht het college meenemen dat de dierverhuuractiviteiten overlast veroorzaken voor de omgeving, ook al wisten de twee omwonenden van tevoren van die activiteiten en zijn zij inmiddels verhuisd. Handhavend optreden was niet onevenredig.

ECLI:NL:RVS:2023:2976

Bron:Raad van State | jurisprudentie | ECLI:NL:RVS:2023:2976 202201280/1/R4 | 01-08-2023
Facebook
Twitter
LinkedIn
Print

Meer weten?

Bel 026 – 35 22 888 of stuur een bericht.

Mail

DELEN

Facebook
Pinterest
Twitter
LinkedIn