Wie zich niet houdt aan afspraken met de gemeente, kan te maken krijgen met een dwangsom. Uitgangspunt is dat deze moet worden betaald, de gemeente hoeft geen rekening te houden met de financiële draagkracht van de overtreder.
Een man bouwt een tweede woning op zijn perceel. Omdat dit in strijd is met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), draagt het college van B&W de man op het huis te verwijderen. Doet hij dat niet, dan moet hij een dwangsom van € 30.000 betalen. De man breekt niets af. Daardoor is de dwangsom verbeurd.
Plan van aanpak
Enkele maanden later laat de man het college weten dat hij de woning alsnog wil weghalen. Is de woning binnen zeven maanden daadwerkelijk weg, dan gaat het college niet over tot invordering van de dwangsom. De man moet dan wel een plan van aanpak indienen waaruit blijkt hoe hij de woning zal afbreken. Het college keurt dit plan goed. Later ontdekt een toezichthouder dat een vloer, de fundering en de nutsaansluitingen van de woning nog niet zijn verwijderd. De man weigert dit alles af te breken (dit alles zou geen deel uitmaken van het goedgekeurde plan), waarop het college alsnog overgaat tot invordering van de dwangsom.
Matiging dwangsom
Daarover gaat de man procederen, en met enig succes: de rechtbank matigt de dwangsom tot € 10.000. Dat had nihil moeten zijn, vindt de man, en hij procedeert verder bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Hij heeft gehandeld zoals afgesproken (hij had een plan van aanpak gemaakt en dat is goedgekeurd), hij mocht erop vertrouwen dat het college de dwangsom niet ging innen. Dat bedrag kan hij overigens niet betalen. De afbraak van het huis kostte hem al veel geld, hij heeft alleen AOW.
Vertrouwensbeginsel
De Afdeling stelt dat aan het belang van de invordering van een dwangsom veel gewicht moet worden toegekend. Anders wordt afbreuk gedaan aan het gezag dat behoort uit te gaan van de oplegging van een last onder dwangsom. Een adequate handhaving vergt dat opgelegde sancties ook worden geëffectueerd: verbeurde dwangsommen moeten worden ingevorderd, behalve bij bijzondere omstandigheden. Wie zich beroept op het vertrouwensbeginsel moet aannemelijk maken dat van de kant van de overheid toezeggingen zijn gedaan waaruit redelijkerwijs kon en mocht worden afgeleid dat het bestuursorgaan een bepaalde bevoegdheid niet zou uitoefenen. Het bestuursorgaan hoeft bij invordering van een verbeurde dwangsom in beginsel geen rekening te houden met de financiële draagkracht van de overtreder.
Draagkracht
Volgens de Afdeling kon en mocht de man uit de goedkeuring van het plan niet afleiden dat de dwangsom niet zou worden ingevorderd als hij de woning slechts gedeeltelijk zou verwijderen. Hij kan zich dus niet beroepen op het vertrouwensbeginsel. Verder heeft hij geen gegevens overgelegd over zijn draagkracht. Hij heeft zo niet aannemelijk gemaakt dat hij niet in staat is de dwangsom van € 10.000 te betalen. Dat bedrag moet hij alsnog naar de gemeente overmaken.