Een besloten vennootschap vraagt de rechtbank een bedrijf failliet te verklaren. Dat is enkele weken voor dit verzoek door een turboliquidatie opgehouden te bestaan. Maar dan kan evengoed het faillissement worden uitgesproken, oordeelt de rechtbank.
De bv en de bestuurder daarvan vragen de rechtbank Rotterdam een bedrijf failliet te verklaren. Dat bedrijf (en zijn bestuurder) is eerder door de rechtbank veroordeeld om een groot bedrag aan de bv en de bestuurder te betalen. Het meeste is daarvan niet betaald.
Gebrek aan baten
Het bedrijf stelt dat het twee weken vóór dit verzoek is ontbonden bij gebrek aan baten. Volgens de bestuurder en de bv waren er echter nog wel baten. Het bedrijf heeft hun gelden belegd in vastgoed. Als deze gelden vrijkomen, kan de geldlening worden terugbetaald. En anders is er nog het vastgoed zelf. Het bedrijf reageert: de beleggingen in vastgoed gingen niet goed, die leningen zijn afgeboekt. De bv en de bestuurder moeten volgens het bedrijf niet-ontvankelijk worden verklaard in hun faillissementsverzoek.
Turboliquidatie
De rechtbank stelt vast dat het bedrijf nog een schuld heeft van € 313.262 aan de bestuurder van de bv, en nog andere schulden van enkele tonnen. Die blijven onbetaald, zodat het bedrijf in de toestand verkeert dat het heeft opgehouden te betalen. Wel is het bedrijf voorafgaand aan het faillissementsverzoek opgehouden te bestaan door een turboliquidatie, juist omdat er geen bekende baten meer zouden zijn. Kan dan toch het faillissement worden uitgesproken?
Faillissement
In het Burgerlijk Wetboek staat dat een rechtspersoon, als deze op het tijdstip van de ontbinding geen baten meer heeft, ophoudt te bestaan. Als een schuldeiser, die beweert dat de rechtspersoon nog wel baten heeft, diens faillissement aanvraagt en blijkt dat er inderdaad nog baten zijn, kan het faillissement worden uitgesproken. Dan moet wel zijn voldaan aan de overige vereisten voor faillietverklaring. De rechtspersoon moet dan worden geacht voor de afwikkeling van het faillissement te blijven bestaan. Zo oordeelde de Hoge Raad al in 1995.
Bestuurdersaansprakelijkheid
Hier zijn nog baten, constateert de rechtbank. Het bedrijf heeft toegezegd de schulden af te lossen als er weer gelden beschikbaar komen. Er is ook sprake van een aanzienlijke vastgoedportefeuille. Een schuldenaar van het bedrijf zou zijn lening aflossen, zodat ook daarmee de bv kan worden betaald. Verder is er nóg een mogelijke bate: een potentiële vordering uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid, ontstaan door het nooit, of nooit tijdig, publiceren van de jaarrekeningen. Deze bestuurder is dan hoofdelijk aansprakelijk voor het boedeltekort. Nu aan alle eisen voor faillietverklaring is voldaan, verklaart de rechtbank het bedrijf failliet – ook al bestaat het feitelijk niet meer.