Inhoudsopgave

Ongelijke behandeling bij aanvraag van energietoeslag

Een ondernemer verzoekt om een eenmalige energietoeslag. Hij moet gegevens aandragen over zijn inkomen, maar die gaan verder dan gegevens die andere minima moeten verstrekken. Over die ongelijke behandeling begint hij een procedure, en met succes.

Een man vraagt aan zijn gemeente om een eenmalige energietoeslag 2022. Deze toeslag is bedoeld als compensatie voor hoge energielasten. In de gemeentelijke Beleidsregels staat onder andere welke peildatum de gemeente hanteert voor het inkomen en wanneer een huishouden een ‘laag’ inkomen heeft. Deze man verdiende zijn geld als zelfstandige. Op basis van de Beleidsregels moet hij zijn inkomensgegevens over 2021 overleggen. Maar volgens de man is 2022 de peildatum voor de energietoeslag. Omdat hij geen gegevens aandraagt over 2021 wordt zijn aanvraag afgewezen. De man gaat in beroep bij de rechtbank Oost-Brabant.

Gehele kalenderjaar

Wie zijn aanvraag in 2022 indient, en in de maand voorafgaande aan de indiening een laag inkomen heeft, heeft recht op de eenmalige energietoeslag. Punt is: voor zelfstandig ondernemers geldt een andere regel. Dan geldt het inkomen over het gehele kalenderjaar 2021 voorafgaand aan de peildatum. Daarmee is de referteperiode voor zelfstandig ondernemers aanzienlijk langer dan de maand bij andere minima. En bij zelfstandig ondernemers geldt het inkomen over 2021, terwijl dat bij andere minima het inkomen over 2022 is. De rechtbank stelt vast dat deze ondernemer ongelijk is behandeld ten opzichte van andere minima. De vraag is of hiervoor een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat.

Rechten van de mens

De rechtbank kan dit toetsen aan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, waarin het discriminatieverbod is opgenomen. De rechtbank moet beoordelen of het gemeentelijke beleid redelijk en geschikt is om het doel te bereiken. Anders dan bij een inkomen uit loondienst, is het gemiddelde inkomen van een zelfstandige niet (goed) maandelijks vast te stellen. Daarom koos het college ervoor om bij het inkomen van een zelfstandige te kijken naar een afgerond belastingjaar, zodat alle zelfstandig ondernemers een juiste en volledige weergave kunnen overleggen van de (over dat jaar) verkregen inkomsten.

Niet redelijk

Maar daarmee heeft het college, zo oordeelt de rechtbank, niet afdoende gemotiveerd dat voor de ongelijke behandeling van zelfstandig ondernemers ten opzichte van andere minima een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat. Het vastleggen van het kalenderjaar 2021 als referteperiode, om te bepalen of sprake is van een laag inkomen, is niet redelijk en geschikt. Want juist in 2022 werden huishoudens geconfronteerd met een flinke stijging van de energiekosten.

Onverbindend

De regel over het kalenderjaar verklaart de rechtbank onverbindend. Het college had die inkomensgegevens niet mogen opvragen om op grond daarvan het recht op de energietoeslag te beoordelen. Het beroep van de ondernemer is gegrond. Het college moet opnieuw op zijn bezwaar beslissen en daarbij rekening houden met het feit dat de 2021-regel niet meer bestaat.

ECLI:NL:RBOBR:2024:6562

Bron:Rechtbank Rotterdam | jurisprudentie | ECLI:NL:RBOBR:2024:6562 | 23-12-2024
Facebook
Twitter
LinkedIn
Print

Meer weten?

Of het nu een advieskwestie of bijstand in een procedure betreft, onze advocaten staan voor u klaar.

Bel 026 – 35 22 888 of stuur een bericht.

Mail

DELEN

Facebook
Pinterest
Twitter
LinkedIn