Een ondernemer die een Whoa-procedure begon, zette foutieve informatie in het schuldeisersakkoord. Dat is al voldoende om dit akkoord niet goed te keuren.
Een onderneming die technologie voor radiotherapie ontwikkelt en verkoopt, komt in financiële problemen. Er wordt een zogenoemde startverklaring bij de rechtbank Overijssel gedeponeerd – het begin van een Whoa-procedure. Via die weg probeert het bedrijf de schulden te herstructureren. De onderneming biedt de schuldeisers een akkoord aan, waarin staat welk percentage van de schuld kan worden voldaan. Daarna is er weer perspectief, aldus de ondernemer. De meeste schuldeisers stemmen in met het akkoord, enkele niet – en dat zijn juist de grootste schuldeisers. In principe is het schuldeisersakkoord dan van de baan, maar de ondernemer vraagt de rechtbank het akkoord te homologeren – goed te keuren dus, zodat ook de tegenstemmers daaraan zijn gebonden. De aangestelde observator meent dat het homologatieverzoek moet worden afgewezen omdat het akkoord niet breed wordt gedragen.
Redelijke stemtermijn
De rechtbank stelt dat de onderneming aan haar schuldeisers een redelijke stemtermijn moet geven. Zij moeten voldoende tijd hebben om het aanbod te bestuderen en zich hierover een geïnformeerd oordeel te vormen. Deze ondernemer hanteerde een minimale stemtermijn van acht dagen, omdat er ‘specifieke omstandigheden’ en ‘urgente belangen’ zouden zijn. Twee schuldeisers hebben zich tegen de stemtermijn verzet. Voor hen was het niet duidelijk wat werd bedoeld met ‘urgente belangen’. In die acht dagen konden ze geen goed oordeel vormen over het akkoord. De rechtbank is het daarmee eens: de ondernemer had beter moeten motiveren om welke urgente belangen het ging, zeker nu het akkoord onduidelijk was. De ondernemer heeft geen redelijke stemtermijn gehanteerd.
Schuldeisersakkoord
Ook is de rechtbank kritisch op het schuldeisersakkoord zelf. Om dit te kunnen homologeren, moeten de inhoud en de inrichting van het akkoord voldoen aan een aantal wettelijke voorschriften. Wanneer de schuldeisers vinden dat zij niet goed zijn geïnformeerd over de inhoud of de gevolgen van een akkoord, zullen zij doorgaans tegen stemmen. Het is niet de taak van de rechtbank om de informatie uit het akkoord goed te keuren. Maar als de rechtbank tekortkomingen constateert, kan dit aanleiding zijn om de homologatie te weigeren – zeker als het akkoord geen groot draagvlak heeft.
Gebrek in informatievoorziening
In de Faillissementswet staat dat bij het akkoord een lijst wordt gevoegd waaruit de hoogte blijkt van de vorderingen van schuldeisers. De lijst die deze ondernemer aanbood, suggereerde dat een bank een hogere vordering heeft dan waarvan in werkelijkheid sprake is. Het gevolg van dit gebrek in de informatievoorziening is volgens de rechtbank voldoende ernstig om – zeker nu het akkoord ook andere gebreken kent – de homologatie van het akkoord te weigeren.
Herstructureringsmaatregelen niet afdoende
Daar komt bij dat de herstructureringsmaatregelen van de onderneming mogelijk niet afdoende zijn. Een schuldeiser had daarvoor een alternatief aangedragen en van het bedrijf mocht worden verwacht dat het dit alternatieve plan serieus had overwogen en inzicht had gegeven waarom het aan de eigen plannen vasthield. De homologatie wordt afgewezen, degene die eerst was aangesteld als observator, wordt door de rechtbank nu aangewezen als herstructureringsdeskundige.