Een boekhouder krijgt sommige facturen niet betaald. De klant beweert dat de boekhouder – nadat een eenmanszaak was omgezet naar een besloten vennootschap – het werk voor de lege eenmanszaak ‘erbij zou doen’, en dus niet zou factureren. Als dat zo is, moet de klant die afspraak wel bewijzen, oordeelt de kantonrechter.
Een boekhouder is met een ondernemer een overeenkomst van opdracht aangegaan. Zij verzorgt, berekent en stelt jaarrekeningen op van de eenmanszaak van de ondernemer. De facturen voor dat werk (over de boekjaren 2021 en 2022) worden door de ondernemer echter niet betaald. Daar heeft hij een goede reden voor, vindt hij. Op advies van zijn boekhouder heeft de ondernemer op enig moment een bv opgericht en de activiteiten uit de eenmanszaak daarin ondergebracht. Sinds die oprichting zijn er geen activiteiten meer verricht in de eenmanszaak en is er ook geen omzet gegenereerd. Vanaf dat moment heeft de boekhouder haar werkzaamheden gefactureerd aan de bv, en die zijn – dat staat vast – wel betaald. De afspraak was, volgens de ondernemer: de boekhouder zou haar werkzaamheden voor de eenmanszaak ‘erbij doen’, omdat daar toch geen activiteiten plaatsvonden. De facturen waarvan de boekhouder betaling eist zijn volgens de ondernemer gestuurd zonder dat daarvoor een tegenprestatie is verricht. Die facturen moeten dan ook worden gecrediteerd, vindt hij. Het geschil belandt bij de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam.
KvK-uittreksel
Voor de kantonrechter staat vast dat de boekhouder voor de boekjaren 2021 en 2022 werkzaamheden voor de eenmanszaak van de ondernemer heeft verricht. Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel blijkt dat de eenmanszaak niet is opgeheven, in 2021 en 2022 vonden daar gewoon activiteiten plaats. Wat de ondernemer beweert – dat de boekhouder voor de facturen geen tegenprestatie heeft verricht – klopt dan ook niet.
Bewijzen
Daar komt bij dat de boekhouder het bestaan van de afspraak – dat zij vanaf de oprichting van de bv de eenmanszaak er (zonder extra kosten) bij zou doen – gemotiveerd betwist. Het is dan de ondernemer die moet bewijzen dat die afspraak wél is gemaakt – maar hij weet zijn stelling niet te onderbouwen. De kantonrechter oordeelt dan: het is niet aannemelijk dat die afspraak is gemaakt. De ondernemer moet de openstaande facturen van de boekhouder (€ 3.757) alsnog betalen en ook de € 500 aan incassokosten die zij heeft gemaakt, de wettelijke handelsrente én de proceskosten (€ 1.288).