Inhoudsopgave

Nieuwe uitleg bewijsvermoeden is gunstig voor verhuurders

In een huurhuis ontstaat waterschade. Op grond van het ‘bewijsvermoeden’ kan de verhuurder de huurder aanspreken op schadevergoeding. De Hoge Raad heeft nu verduidelijkt wat onder dit bewijsvermoeden moet worden verstaan.

Een echtpaar is eigenaar van een pand, dat is opgesplitst in een boven- en benedenwoning. In de bovenwoning zitten een huurder en een medehuurder. Zij ontdekken dat de koppeling van de cv-installatie lekt, maar weten dat te repareren. Als de huurders een dag niet thuis zijn, ontstaat ernstige waterschade in de boven- en benedenwoning. Het hele pand wordt voor een jaar onbewoonbaar verklaard. Na onderzoek blijkt dat de waterschade is ontstaan bij de reparatie: een waterkraan is toen niet goed dichtgedraaid. Door de waterdruk is een slang losgesprongen en is het water gaan stromen. Het is onduidelijk wie precies de waterkraan eerst heeft opengedraaid en daarna niet meer heeft dichtgedraaid.

Schadevergoeding

De verhuurder eist bij de kantonrechter dat de huurders € 121.006 aan schadevergoeding betalen. De medehuurder heeft immers de waterschade veroorzaakt én heeft de verhuurder niet ingelicht toen zij een probleem constateerden en zelf zijn gaan klussen. Daarmee zijn ze tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. De kantonrechter bepaalt dat de verhuurder eerst moet bewijzen dat de huurder de kraan heeft laten openstaan. Uiteindelijk veroordeelt de kantonrechter beide huurders hoofdelijk tot betaling van € 113.160.

Bewijsvermoeden

Had de kantonrechter de verhuurder mogen opdragen met bewijs te komen? Is er toch een ‘wettelijk vermoeden’ waaruit blijkt dat de schade is ontstaan door een toerekenbare tekortkoming van de huurders? Volgens het gerechtshof heeft dit bewijsvermoeden alleen betrekking op het causaal verband tussen de tekortkoming en de schade, en niet op de toerekenbaarheid van de tekortkoming aan de huurder. Nu de verhuurder stelt dat de huurder is tekortgeschoten in de nakoming en nu de huurders dat hebben betwist, moet de verhuurder bewijzen wie de schade heeft veroorzaakt. Volgens het gerechtshof is de verhuurder er niet in geslaagd te bewijzen dat de huurder de waterkraan heeft opengedraaid en nadien niet meer heeft dichtgedraaid. Tegen dit oordeel gaat de verhuurder in cassatie. En met succes.

Tekortkoming

Uitgangspunt is dat een huurder aansprakelijk is voor schade aan de verhuurde zaak die is ontstaan door een hem toe te rekenen tekortschieten in de nakoming van een verplichting uit de huurovereenkomst. Maar als de huurder dit betwist, wat moet de verhuurder dan precies bewijzen? De vraag is: heeft het bewijsvermoeden alleen betrekking op het causale verband tussen de toerekenbare tekortkoming (kraan niet dichtdraaien) en de schade? Of ook op de aanwezigheid van een toerekenbare tekortkoming? De Hoge Raad gaat uit van het tweede, wat gunstig is voor verhuurders. Die mogen er niet alleen van uitgaan dat er een causaal verband is door de handeling van de huurder en de schade, ze mogen er ook van uitgaan dát de huurder is tekortgeschoten.

ECLI:NL:HR:2023:775

Bron:Hoge Raad | jurisprudentie | ECLI:NL:HR:2023:775 | 04-07-2023
Facebook
Twitter
LinkedIn
Print

Meer weten?

Bel 026 – 35 22 888 of stuur een bericht.

Mail

DELEN

Facebook
Pinterest
Twitter
LinkedIn