Een Nederlandse ex-student stelt dat door een in Oostenrijk afgerond schuldsaneringstraject ook zijn Nederlandse studieschuld teniet is gegaan. Hij vraagt de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) om zijn studieschuld en de aflossing ervan opnieuw te berekenen. DUO wijst dit af en krijgt in beroep gelijk van de rechtbank. Maar de Centrale Raad van Beroep beslist anders: DUO moet een nieuw maandbedrag vaststellen en daarbij rekening houden met de Nederlandse faillissementswetgeving.
Een student die in het verleden studiefinanciering heeft gekregen bouwt hierdoor in Nederland een studieschuld op. Daarna vertrekt hij naar Wenen, waar hij tussen 2008 en 2015 een schuldsaneringstraject doorloopt. Eind 2018 vraagt de oud-student aan DUO het bedrag dat hij maandelijks moet aflossen te verlagen, vanwege een forse inkomensdaling. DUO gaat hiermee akkoord, maar de oud-student gaat toch in bezwaar tegen dit besluit. Volgens hem is zijn studieschuld in Nederland door het schuldsaneringsregeling in Oostenrijk volledig geschrapt. Mocht er toch sprake zijn van een studieschuld, dan vindt hij het niet redelijk dat het maandelijks af te lossen bedrag niet met terugwerkende kracht is verlaagd, nu zijn inkomen inmiddels veel lager is. DUO wijst dit bezwaar af, waarna de ex-student beroep instelt.
Geen kwijtschelding
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. De man heeft onvoldoende onderbouwd dat hij door de Oostenrijkse schuldsaneringsregeling van zijn studieschuld in Nederland is bevrijd, oordeelt de rechtbank. Ook wijst de rechtbank erop dat volgens vaste rechtspraak draagkrachtmeting voor vervallen termijnen niet mogelijk is en dat kwijtschelding in deze situatie niet aan de orde is. De oud-student gaat hierop in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep. Volgens hem is zijn studieschuld volgens het Unierecht volledig tenietgegaan door de Oostenrijkse regeling. Zou de Raad toch oordelen dat hij een studieschuld heeft, dan moeten de bedragen die hij van 2012 (de startdatum voor het aflossen van de studieschuld) tot en met 2018 maandelijks had moeten aflossen op nul gesteld worden.
Nieuw voorstel
De Centrale Raad van Beroep wil voordat er wordt beslist eerst dat DUO verduidelijkt hoe het genomen besluit zich verhoudt tot artikel 299a Faillissementswet. Hierin staat dat tijdens de toepassing van de Nederlandse schuldsaneringsregeling de aflossing van een studieschuld wordt opgeschort en geen rente is verschuldigd over die schuld. DUO laat daarop weten dat dit wetsartikel alsnog zal worden toegepast in deze zaak en doet ook een nieuw betalingsvoorstel voor de periode 2012 tot 2019. Daarnaast zal DUO met terugwerkende kracht het verzoek beoordelen om het maandbedrag vanaf 2019 te verlagen.
Een constructief voorstel, vindt de oud-student, maar hij wil er niet mee instemmen voordat de Raad heeft geoordeeld over zijn stelling dat zijn studieschuld in overeenstemming met Europees recht is geschrapt door het schuldsaneringstraject in Oostenrijk.
Nederlands insolventierecht
De Raad volgt dit standpunt van de oud-student niet. Het Europees Unierecht over insolventieprocedures is niet van toepassing op deze zaak, oordeelt de Raad. De schuldrelatie tussen DUO en de man wordt bepaald door het Nederlandse insolventierecht, en niet door het Oostenrijkse insolventierecht. De studieschuld wordt dan ook niet kwijtgescholden. De man wordt volgens de Raad niet tekort gedaan als artikel 299a Faillissementswet onder dezelfde voorwaarden wordt toegepast als wanneer hij onderworpen zou zijn geweest aan een Nederlandse schuldsaneringsregeling. Daarbij weegt de Raad mee dat DUO heeft aangeboden om niet alleen de betalingsachterstand over de periode van 2012 tot half 2015 te corrigeren, maar ook over de periode van half 2015 tot begin 2019. Hierdoor is zijn studieschuld flink lager. Met de financiële situatie van de man en zijn partner kan voldoende rekening worden gehouden als zij DUO jaarlijks om een draagkrachtmeting vragen, aldus de Raad. Een geheel schone lei krijgt de man dus niet, maar wel een nieuwe start.