Inhoudsopgave

Minister hoeft schuld door toeslagenaffaire niet over te nemen

Een gedupeerde van de toeslagenaffaire vraagt de minister een geldschuld over te nemen. Die wijst de aanvraag af omdat de man niet aan de relevante wettelijke vereisten voldoet. Het beroep van de gedupeerde tegen die afwijzing wordt door de rechtbank Rotterdam ongegrond verklaard.

Gedupeerden van de toeslagenaffaire kunnen bij de minister, naast een uitkering, vragen om overname van een geldschuld. Dat kan op basis van de Wet hersteloperatie toeslagen. Daarvoor moet de geldschuld zijn ontstaan na 31 december 2005 en voor 1 juni 2021 opeisbaar zijn geworden. De geldschuld mag nog niet zijn voldaan en moet zijn vastgelegd in een notariële akte.

Schuld

De man die in deze uitspraak centraal staat is gedupeerde in de toeslagenaffaire. Omdat hij door de terugvorderingen van de Belastingdienst in de financiële problemen kwam, heeft hij in 2013 € 25.000 geleend van zijn schoonvader. De schuld is niet vastgelegd in een notariële akte. De man en zijn schoonvader spraken af dat de man de schuld zal terugbetalen zodra hij daartoe in staat zou zijn. De schuld is niet afgelost.

Afwijzing

De minister heeft de aanvraag van de man afgewezen, omdat de schuld niet is vastgelegd in een notariële akte en de schuld niet opeisbaar is geworden. De man vraagt nu de rechtbank om een oordeel. Volgens de man is het vereiste dat de schuld in een notariële akte moet zijn vastgelegd, onredelijk. Juist omdat de schuld is aangegaan vanwege financiële problemen, was er voor hem geen geld om naar de notaris te gaan. De schuld is wel schriftelijk vastgelegd en ondertekend door de man en zijn schoonvader. In het civiele recht heeft een ondertekende schriftelijke overeenkomst dwingende bewijskracht. Dit zou volgens hem dus voldoende moeten zijn.

Notariële akte

De rechtbank gaat niet met het standpunt van de man mee. De geldschuld van de man voldoet niet aan de wettelijke vereisten voor overname daarvan. Het is begrijpelijk dat iemand die vanwege financiële problemen geld leent bij familie die schuld niet vastlegt bij de notaris. Bij het opstellen van deze regeling is dit uitgebreid door de regering en het parlement besproken. Uiteindelijk is het vereiste van een notariële akte toch in de wet opgenomen, omdat ander bewijsmateriaal (zoals een onderhandse overeenkomst of een bankafschrift) moeilijk te verifiëren is. De rechtbank kan dit vereiste daarom niet negeren. De rechtbank benadrukt daarbij dat de minister niet gebonden is aan de civielrechtelijke dwingende bewijskracht van de schriftelijke overeenkomst, omdat die alleen geldt tussen de man en zijn schoonvader.

Niet opeisbaar

Omdat de man en zijn schoonvader hebben afgesproken dat de schuld pas hoeft te worden terugbetaald, als de man daartoe in staat is, staat voor de rechtbank verder niet vast dat de schuld opeisbaar is geworden voor 1 juni 2021. Ook aan dat wettelijke vereiste is dus niet voldaan, waardoor een afwijzing volgens de rechtbank op zijn plaats was.

ECLI:NL:RBROT:2024:8168

Bron:Rechtbank Rotterdam | jurisprudentie | ECLI:NL:RBROT:2024:8168 ROT 23/5148 | 25-08-2024
Facebook
Twitter
LinkedIn
Print

Meer weten?

Bel 026 – 35 22 888 of stuur een bericht.

Mail

DELEN

Facebook
Pinterest
Twitter
LinkedIn