Een man doet mee met een sportweddenschap van een kansspelaanbieder. Die heeft hij gewonnen, vindt hij zelf, maar de organisator en de rechtbank zien dat anders. In plaats van het winstbedrag incasseren moet de deelnemer zelf een fiks bedrag betalen.
De man plaatste een sportweddenschap bij een kansspelaanbieder. Deze weddenschap ziet op het voorspellen van de uitslagen van vier voetbalwedstrijden. Hij speelt de wedoptie die luidt: ‘Wie wint de 1e helft met dubbele kans en scoren beide teams’ en legt € 30 in.
Geen uitbetaling
Na afloop van de wedstrijden meent de man de weddenschap te hebben gewonnen. Hij gaat ervan uit recht te hebben op € 143.159 en klopt bij de kansspelaanbieder aan voor de uitbetaling. Die zegt echter dat hij heeft verloren, de uitbetaling wordt geweigerd. De man stapt naar de rechtbank Zeeland-West-Brabant.
Gerechtvaardigd vertrouwen
De man stelt de voetbaluitslagen juist te hebben voorspeld. Hij eist daarom een verklaring voor recht dat de kansspelaanbieder toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van zijn contractuele verplichtingen of onrechtmatig heeft gehandeld door in strijd met het deelnemersreglement te weigeren uit te betalen. Volgens hem mocht hij er gerechtvaardigd op vertrouwen dat de wedoptie zo wordt uitgelegd dat alleen het eerste deel van de wedoptie (‘wie wint de eerste helft’) ziet op de eerste helft, en dat het tweede deel (‘scoren beide teams’) betrekking heeft op de hele wedstrijd. Bij dat tweede deel wordt namelijk niet naar een tijdselement verwezen. De weddenschap is dus gewonnen als juist is voorspeld welk voetbalteam de winnaar is in de eerste helft en als daarnaast beide teams over de hele wedstrijd hebben gescoord. Taalkundig is dit de enig juiste uitleg, aldus de man.
Transcripties
Volgens de kansspelaanbieder ziet ook het tweede deel van de wedoptie alleen op de eerste wedstrijdhelft. Dat volgt uit het feit dat het om één wedoptie gaat die geformuleerd is in één zin, waarbij er maar één tijdsbepaling wordt genoemd en waaraan één quotering is gekoppeld. Zo ziet ook de rechtbank dat. Vóór het plaatsen van zijn weddenschap heeft de man een aantal keer met de klantenservice gebeld. Van die gesprekken zijn transcripties overgelegd. Daaruit blijkt dat een medewerker van de organisator, zoals de man terecht stelt, in het eerste telefoongesprek de uitleg van de man bevestigt. Maar kennelijk was het voor hem toch nog niet helemaal duidelijk, want hij belde 20 minuten later nog eens en toen heeft een collega de uitleg gecorrigeerd. De versie van de man wordt dan tegengesproken en deze medewerker legt de door de kansspelaanbieder bedoelde versie uit. Dat gebeurt ook in een ander telefoongesprek, als de man belt met weer een andere medewerker. Eén keer krijgt hij zijn eigen versie dus bevestigd, de andere keren wordt de versie van de kansspelaanbieder uiteengezet. Hij wist dus dat die zijn taalkundige uitleg niet deelde. Ook na de weddenschap heeft de aanbieder steeds diezelfde uitleg gegeven. Door de twijfel en discussie vooraf mocht de man niet gerechtvaardigd vertrouwen op het ene ‘afwijkende’ telefoontje.
Proceskosten
Gelet op deze omstandigheden oordeelt de rechtbank dat de organisator met de wedoptie ‘wie wint de eerste helft en scoren beide teams’ heeft bedoeld dat beide wedopties de eerste helft betreffen en dat de deelnemer met die bedoeling bekend was. Hij heeft de weddenschap dus niet gewonnen en kan dan ook geen aanspraak maken op het winstbedrag. Hij houdt dus niks aan de weddenschap over. Integendeel: hij was al € 30 kwijt aan inlegkosten en moet nu ook nog eens de proceskosten betalen, een bedrag van in totaal bijna € 10.000.