Welke regels gelden als een partij geld leent aan een ander, en als geen goede afspraken zijn gemaakt over de terugbetaling? Dat kwam in deze zaak aan de orde.
Een bedrijf verstrekt aan een ander bedrijf verschillende leningen voor de financiering van vastgoedprojecten. De leningsovereenkomsten zijn, toen de leningen werden verstrekt, niet schriftelijk vastgelegd. In totaal zijn de leningen opgelopen tot € 450.000. Om er zeker van te zijn dat de uitlener zijn geld terugkrijgt, is een overeenkomst van borgtocht gesloten. Daarmee is de bestuurder ook hoofdelijk aansprakelijk.
Voorwaarde
Op enig moment stelt de uitlener voor dat de lener maandelijks € 10.000 aflost, en een jaar later maandelijks € 20.000. De lener is daarmee akkoord, maar lost niet meer af dan € 30.000. Vervolgens stelt de uitlener voor: als de lener niet volgens dit schema aflost, is het resterende bedrag, zonder nadere ingebrekestelling, direct opeisbaar. De lener reageert niet op dat bericht. Als hij dan enkele maanden niets aflost, eist de uitlener via de rechtbank Amsterdam dat de lener alles in één keer betaalt. De bestuurder stelt: ik ben nooit akkoord gegaan met de voorwaarde dat het openstaande bedrag direct opeisbaar wordt bij tekortschieten in de terugbetalingsverplichting. De uitlener kan alleen aanspraak maken op betaling van de termijnen zoals afgesproken.
Opeisbaar
Duidelijk is dat de lener nog € 420.000 moet terugbetalen. Volgens de rechtbank is niet gebleken dat de bestuurder akkoord is gegaan met de voorwaarde dat de hele lening opeisbaar is geworden nu hij enkele maanden heeft gemist: hij heeft het aanbod van de uitlener immers niet aanvaard. Maar een bepaling in het Burgerlijk Wetboek pakt niet goed uit voor de lener. Daarin staat dat een verschuldigd bedrag, nadat de uitlener heeft medegedeeld tot opeising over te gaan, binnen zes weken moet worden terugbetaald, tenzij een ander tijdstip voor terugbetaling is afgesproken – en dat is hier niet aan de orde. Daarom is de lening in zijn geheel opeisbaar zes weken na het opeisen. Uit de correspondentie tussen beide partijen blijkt geen datum waarop de lening wordt opgeëist, daarom geldt de datum van de dagvaarding. Sindsdien zijn al zes weken verstreken, zodat de lener het openstaande bedrag direct moet terugbetalen.
Rente
De uitlener wil ook dat de lener daarover rente betaalt. De lener vindt van niet: ook daarover zijn nooit afspraken gemaakt. Nu partijen geen rente-afspraken hebben gemaakt, geldt de wettelijke regeling voor vergoeding van rente bij een lening tussen twee rechtspersonen. In het BW staat dat een lener die geen natuurlijk persoon is verplicht is om over het geleende bedrag rente te betalen, tenzij is overeengekomen dat geen rente is verschuldigd. Verder geldt dat die rente even hoog is als de wettelijke rente wanneer de hoogte van de rente niet door partijen is bepaald. De rechtbank wijst de rentevordering van de uitlener dus toe. Ook moet de lener de buitengerechtelijke incassokosten betalen die de uitlener heeft gemaakt – de bestuurder wordt hiertoe hoofdelijk veroordeeld.