Inhoudsopgave

Langdurig niet in huurwoning verblijven kan leiden tot ontruiming

Een man en een vrouw wonen ruim een jaar niet in hun sociale huurwoning. Enkele jaren eerder gebeurde hetzelfde. Voor de kantonrechter reden om de huurovereenkomst te ontbinden.

Het echtpaar huurt sinds 1999 een woning van een woonstichting. Die wil de huurovereenkomst in 2020 ontbinden, omdat het stel bijna twee jaar niet in het huis heeft gewoond. De kantonrechter wijst dat echter af.

Goed huurderschap

Ook in 2023 verblijft het echtpaar elders, ze worden zelfs uit de Basisregistratie Personen (BRP) geschreven. Op enig moment keren ze terug en staan ze bij de BRP weer op dat adres ingeschreven. Toch wil de woonstichting dat het huurcontract wordt ontbonden. Het echtpaar heeft zich niet gedragen als goed huurder door ruim een jaar niet in de woning te wonen. ‘Goed huurderschap’ betekent dat een huurder feitelijk zijn hoofdverblijf in het gehuurde heeft. Door de afwezigheid kon het echtpaar niet adequaat reageren op acute incidenten in en rond de woning. De huurders stellen dat zij door medische redenen onvrijwillig en langer dan verwacht in het buitenland verbleven.

Passende maatregelen

Volgens de kantonrechter (rechtbank Noord-Holland) is er geen expliciete contractuele verplichting om de woning daadwerkelijk te bewonen. Van een goed huurder wordt wel verwacht dat hij bij (langdurige) afwezigheid de verantwoordelijkheid voor de wijze van gebruik van het gehuurde kan blijven dragen. In deze zaak hebben de huurders zich niet als goed huurder gedragen. Na de vorige procedure (2020) hadden de huurders moeten begrijpen dat zij niet voor langere tijd afwezig konden zijn zonder passende maatregelen te treffen én niet zonder daarover uitdrukkelijk met de woonstichting in overleg te gaan. Toen wisten ze nog niet dat langdurige afwezigheid kon leiden tot slecht huurderschap (vandaar dat zij die zaak wonnen), nu wisten ze dat wel. Het komt voor hun rekening en risico dat zij hier niet naar hebben gehandeld.

Publiek belang

Deze huurders hebben niet met de woonstichting over hun afwezigheid overlegd. Zij hebben ook geen passende maatregelen genomen, zoals het stoken van de woning om vocht en schimmelvorming tegen te gaan, het regelmatig ventileren en het uitvoeren van huurdersonderhoud. Nu de huurders zijn tekortgeschoten, kan de huurovereenkomst worden ontbonden, ook nu zij weer hun hoofdverblijf in de woning hebben en het voor hen lastig zal zijn om passende woonruimte te vinden. Dit komt door het zwaarwegende belang van de woonstichting, die verplicht is te zorgen voor een rechtvaardige verdeling van haar schaarse huurwoningen. Het publiek belang dat hiermee wordt gediend, is niet verenigbaar met het niet of nauwelijks gebruiken van een woonruimte. Wat ook heeft meegespeeld: dit is al de tweede keer dat de huurders hun woning langdurig onbewoond hebben gelaten. Overigens was niet gebleken van een medische noodsituatie in het buitenland. Ze moeten de woning binnen drie maanden verlaten.

ECLI:NL:RBNHO:2024:11583

Bron:Rechtbank Noord-Holland | jurisprudentie | ECLI:NL:RBNHO:2024:11583 10991178 / CV EXPL 24-762 | 29-10-2024
Facebook
Twitter
LinkedIn
Print

Meer weten?

Bel 026 – 35 22 888 of stuur een bericht.

Mail

DELEN

Facebook
Pinterest
Twitter
LinkedIn