De Stichting Dierenrecht wil dat het college van gedeputeerde staten van Fryslân de toestemming om op verwilderde katten te jagen intrekt. Nieuwe omstandigheden zouden nopen tot een heroverweging. Als partijen er niet uitkomen, belandt de zaak bij de rechtbank Noord-Nederland.
Het college besluit in 2005 op grond van de Flora- en faunawet (Ffw) dat er – om de fauna te beschermen – op verwilderde katten mag worden gejaagd. Deze Ffw is in 2017 vervangen door de Wet natuurbescherming (Wnb). Daarin staat dat een besluit zoals deze toestemming om verwilderde katten te bejagen, geldt als een opdracht zoals genoemd in de Wnb.
Gewijzigde omstandigheden
De Stichting Dierenrecht vraagt het college in 2022 om de opdracht in te trekken, omdat deze in strijd zou zijn met de Nota Faunabeleid Fryslân 2021. Als het college dit bezwaar afwijst, gaat de stichting in beroep bij de rechtbank Noord-Nederland. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Aanvullingswet natuur Omgevingswet in werking getreden, maar voor de beoordeling van het beroep is het recht dat gold toen het besluit werd genomen, dus in 2005, bepalend. Partijen zijn het erover eens dat gewijzigde omstandigheden ertoe kunnen leiden dat een onherroepelijk besluit kan worden ingetrokken, maar zij verschillen van mening of sprake is van gewijzigde omstandigheden sinds de opdracht uit 2005. Volgens de stichting is dat wel het geval: ze blijken al uit de Nota Faunabeleid zelf, waarin staat dat de maatschappelijke opvattingen over het afschieten zijn veranderd. Er is ook een alternatief, namelijk vangen, castreren, (elders) terugzetten en chippen. Daardoor is het afschieten niet meer nodig en dus in strijd met de Nota Faunabeleid. Het is bovendien onduidelijk hoeveel schade verwilderde katten aan weidevogels toebrengen. Volgens het college is geen sprake van relevante gewijzigde feiten of omstandigheden of relevant gewijzigd recht.
Voorwaarden
Verwilderde dieren zijn geen beschermde diersoort in de zin van de Wnb, zo overweegt de rechtbank. Als verwilderde dieren schade of overlast veroorzaken, kan het aantal in opdracht van het college worden beperkt. Er moet dan wel aan bepaalde voorwaarden worden voldaan, zo volgt uit de Wnb. Beperking mag slechts om in de wet genoemde redenen, zoals bescherming van de fauna, en alleen als gedeputeerde staten daartoe opdracht geven mag er een geweer aan te pas komen.
Geen nieuw beleid
Net als de stichting vindt ook de rechtbank dat nieuw beleid zoals de Nota Faunabeleid op zichzelf een gewijzigde omstandigheid kan opleveren, maar volgens de rechtbank is hiervan geen sprake. Het college heeft voldoende duidelijk gemaakt dat het beleid ten opzichte van de opdracht tot het bejagen van verwilderde katten niet is veranderd. Dit volgt alleen al uit de motie voor het stoppen met het bestrijden van de verwilderde kat, die in 2021 is verworpen bij de behandeling van de Nota Faunabeleid. Het enkele feit dat er een nieuwe beleidsnota is, levert geen gewijzigde omstandigheid op.
Methode
Ook de verdere ontwikkeling van een bepaalde methode – het door de stichting genoemde alternatief –, ziet de rechtbank niet als een relevante nieuwe omstandigheid. Het college heeft toegelicht dat die methode al bestond toen het besluit werd genomen en dat deze naast het bejagen wordt ingezet. Dat andere provincies hier anders mee omgaan, zoals de stichting stelt, maakt dit niet anders. De stichting voert nog aan dat het niet duidelijk is hoeveel schade verwilderde katten precies aan de fauna toebrengen. Maar ook dat was in 2005 niet anders, zo heeft het college toegelicht. Dat de maatschappelijke opvattingen over het afschieten van katten zo zijn veranderd dat de opdracht moet worden gewijzigd, is evenmin voldoende onderbouwd. De rechtbank acht daarbij van belang dat de meerderheid van provinciale staten – een democratisch gekozen orgaan – juist vóór voortzetting van het beleid heeft gestemd. Het beroep is dan ook ongegrond. Het college hoefde de opdracht uit 2005 niet te heroverwogen. Er mag in opdracht van het college in Friesland op verwilderde katten worden gejaagd.