Is een werknemer verplicht in te stemmen met een eenzijdig wijzigingsbeding in de arbeidsovereenkomst? In een zaak over een nieuwe pensioenregeling oordeelde het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden dat het afwijzen van een redelijk voorstel door een werknemer niet onaanvaardbaar is. In cassatie oordeelt de Hoge Raad echter dat het hof een onjuiste maatstaf heeft gebruikt.
Een producent van geur- en smaakstoffen neemt met ingang van 1 januari 2003 in het pensioenreglement een bijdrage van de werknemers in de pensioenpremie op, van tien procent van het pensioengevend salaris. Uitgezonderd zijn 44 werknemers die al voor die datum in dienst waren. Met hen is bij aanvang van het dienstverband overeengekomen dat geen pensioenpremie verschuldigd is. Na een wijziging van de fiscale wetgeving besluit het bedrijf in 2015 een nieuwe pensioenregeling in te voeren. Volgens die regeling moeten ook de 44 medewerkers geleidelijk een werknemerspremie gaan betalen, van nul tot 3,5 procent in zeven jaar. De ondernemingsraad had ingestemd met de wijziging, maar de 44 werknemers gaan er niet mee akkoord en stappen naar de kantonrechter.
Zwaarwichtig belang
De kantonrechter geeft de werknemers gelijk. Weliswaar mocht de werkgever de pensioenovereenkomst eenzijdig wijzigen, maar dan toch alleen als sprake zou zijn van een ‘zwaarwichtig belang’ om daartoe over te gaan. Een dergelijk belang was er volgens de kantonrechter niet: de belangen van het bedrijf bij wijziging zijn niet zo zwaarwegend dat het belang van de werknemers om geen premie te betalen daarvoor moet wijken, zo oordeelde de kantonrechter. Het bedrijf gaat hierop in hoger beroep.
Niet onaanvaardbaar
Het hof komt, langs een andere lijn van redeneren, op het punt van de premieplicht tot dezelfde beslissing als de kantonrechter: de werknemers zijn niet verplicht pensioenpremie te betalen. Het hof heeft hierbij overwogen dat de inkomensachteruitgang van de werknemers zodanig is, dat afwijzing van het voorstel naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is. Het bedrijf gaat hierop in cassatie bij de Hoge Raad.
Te strenge maatstaf
Volgens de werkgever heeft het hof een onjuiste maatstaf aangelegd door te overwegen dat een werknemer alleen dan in strijd handelt met de verplichting zich in de arbeidsverhouding als goed werknemer redelijk op te stellen tegenover een redelijk voorstel van de werkgever, als afwijzing van dat voorstel naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Volgens de werkgever heeft het hof hiermee een te strenge maatstaf aangelegd.
De klacht slaagt. In het Stoof/Mammoet-arrest van 2008 heeft de Hoge Raad bepaald dat er bij het beoordelen of een wijzigingsvoorstel van de werkgever redelijk is naar alle omstandigheden van het geval moet worden gekeken, waaronder de aard van de gewijzigde omstandigheden, de aard en ingrijpendheid van het wijzigingsvoorstel en de positie van de werknemer. Het is echter niet zo dat zo'n voorstel alleen kan worden geweigerd als het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, zo stelt de Hoge Raad nu. Deze norm van onaanvaardbaarheid, aangenomen door het hof, is te streng. Waar het hof heeft beoordeeld of verwerping van de nieuwe pensioenregeling onaanvaardbaar is, heeft het dus niet de juiste maatstaf aangelegd, aldus de Hoge Raad.