Een bedrijf wordt failliet verklaard, maar beweert dat de aanvrager van het faillissement bedrog heeft gepleegd. Het faillissement is ten onrechte uitgesproken en het bedrijf wil dat de rechter die uitspraak herroept. De vraag is of dat mogelijk is.
Een bedrijf wordt door het gerechtshof failliet verklaard. Het vraagt het hof om die uitspraak te herroepen en de faillietverklaring alsnog af te wijzen. Het bedrijf dat de faillissementsaanvraag had ingediend zou valse informatie hebben ingediend en dus bedrog hebben gepleegd. Volgens het hof kan zo’n uitspraak niet worden herroepen. Het bedrijf stelt vervolgens cassatieberoep in bij de Hoge Raad. Het is dan gebruikelijk dat een advocaat-generaal (A-G) eerst een advies (‘conclusie’) schrijft over de kwestie.
Herroeping
De hoofdregel over herroepingen is deze. Blijken, nadat een uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, zeer bijzondere omstandigheden, dan kan deze uitspraak worden herroepen. Het moet dan gaan om omstandigheden die, als zij eerder bekend waren geweest, tot een andere beslissing van de rechter zouden hebben geleid.
Gesloten stelsel van rechtsmiddelen
De wetgever heeft niet duidelijk gesteld of herroeping van een vonnis of arrest tot faillietverklaring mogelijk is. Dat is overgelaten aan de rechtspraak. Wel kent de Faillissementswet een ‘gesloten stelsel van rechtsmiddelen’: een rechtsmiddel (denk aan hoger beroep, maar ook aan herroeping) staat alleen open als de Faillissementswet dat zelf nadrukkelijk bepaalt. In die wet ontbreekt die mogelijkheid, dus is herroeping niet mogelijk. In een arrest uit 1912 oordeelde de Hoge Raad ook al zo, wat is herhaald in een uitspraak uit 1983. Met een faillissement komt snel duidelijkheid en zekerheid voor alle betrokkenen (ook derden). Herroeping past daar niet bij, omdat het pas na lange en onbepaalde tijd kan worden ingesteld, namelijk na ontdekking van de grond voor herroeping.
Bedrog
Deze lijn in de rechtspraak wordt gevolgd door de A-G. Het faillissement, zo schrijft hij, is gericht op een spoedige vereffening van het vermogen van de schuldenaar om daaruit zijn schuldeisers te betalen. Het is onwenselijk als deze afwikkeling op losse schroeven kan worden gezet wanneer de vereffening eenmaal in gang is gezet. Dan hebben allerlei maatregelen, zoals de verkoop van onroerend goed of het staken van een onderneming, zonder rechtsgrond plaatsgevonden – en die zouden dan moeten worden teruggedraaid. Was er echt sprake van bedrog, en is een faillissement ten onrechte uitgesproken, dan moet de partij die het bedrog heeft gepleegd maar aansprakelijk worden gesteld voor de schade. Volgens de A-G is er geen reden om terug te komen van de bestaande rechtspraak: hij adviseert de Hoge Raad dat herroeping van een faillissementsvonnis niet mogelijk is, precies zoals de lijn altijd is geweest.