Inhoudsopgave

Heeft uitspraak bindende kracht, dan is doorprocederen zinloos

Een klassieke Rijdende Rechter-kwestie, over de erfgrens tussen twee buren. Als het gerechtshof eenmaal een oordeel heeft geveld, heeft doorprocederen geen zin meer.

Twee buren hebben een geschil over de erfgrens tussen hun percelen. In 2010 en 2013 is die kadastraal gemeten. In 2014 is de buurvrouw begonnen met de bouw van een schuur en heeft zij een heg geplant. Dan wordt de erfgrens opnieuw gemeten. Daaruit blijkt dat de (in aanbouw zijnde) schuur geheel op de grond van de buurvrouw staat. Twee jaar later bouwt zij de schuur af. In 2019 meet het Kadaster voor de vierde keer. Nu blijkt dat de schuur voor een deel op de grond van buurman staat. Als de buurvrouw bij het Kadaster klaagt, volgt in 2020 een vijfde meting: de meting in 2019 was foutief, de meting in 2014 was correct.

Geen erfoverschrijding

Desondanks dagvaardt de buurman zijn buurvrouw. Hij wil dat zij de schuur afbreekt en de erfafscheiding verwijdert. De kantonrechter wijst die vorderingen af en baseert zich op de meting van 2014. De kantonrechter stelt wel een snoeiregeling vast. Het hoger beroep dat de buurman instelt mag hem niet baten. Het gerechtshof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter: van erfoverschrijding door overbouw of door de heg is geen sprake. Enkele jaren later dagvaardt de buurman de buurvrouw opnieuw, voor de rechtbank Overijssel. Hij wil dat de buurvrouw de grond van hem koopt die zij door overbouw van de schuur op zijn erf gebruikt. Ook moet de heg van zijn erf worden weggehaald, en mag zij geen nieuwe erfafscheiding aanbrengen voor zover die op zijn grondgebied komt te staan.

Bindende kracht

De kantonrechter stelt voorop dat tegen het arrest van het hof geen cassatieberoep is ingesteld. Daarmee is het arrest van het hof in kracht van gewijsde gegaan en hebben de overwegingen en beslissingen van het hof ‘gezag van gewijsde’ (bindende kracht) gekregen. De buurman komt echter met een weer nieuwe meting van het Kadaster, die laat zien dat de meting uit 2014 toch niet juist is en de meting in 2019 wel. Kortom: de schuur staat wel voor een deel op zijn perceel. Omdat herroeping van het arrest door het hof wettelijk niet mogelijk is, heeft de man dit feit opnieuw aan de kantonrechter voorgelegd.

Geen nieuwe beoordeling

Maar de buurman procedeert eigenlijk over dezelfde kwestie: de buurvrouw moet de grond kopen nu haar schuur op zijn perceel staat. Dat is precies het geschilpunt waarover het gerechtshof eerder besliste. En het hof oordeelde dat de schuur niet op het erf van de man staat. Die beslissing kan niet worden aangetast – zelfs nu er nieuwe feiten en omstandigheden zijn die na de uitspraak van het hof bekend zijn geworden. De nieuwe meting van het Kadaster is onvoldoende: dat is alleen een nieuwe onderbouwing van de grondslag waarover het hof al bindend heeft beslist. De kantonrechter beoordeelt de vordering van de buurman over de erfgrens niet (opnieuw) inhoudelijk. Zijn vordering om de buurvrouw op te dragen om de grond onder de overbouw van de schuur op zijn erf over te kopen wordt afgewezen.

Bladafval

Ook hoeft de buurvrouw niet de erfafscheiding te verwijderen. Het hof had al bindend beslist dat de heg niet op het perceel van haar buurman staat. Als de buurman bedoelt dat de bladeren van de heg de erfgrens overschrijden, dan is niet duidelijk welk belang hij heeft bij zijn vordering tot verwijdering van de heg: er is immers een snoeiregeling die bepaalt dat de buurvrouw de heg tot op de erfgrens moet terugsnoeien. En als de buurman bedoelt dat de buurvrouw onrechtmatige hinder door het bladafval veroorzaakt, dan heeft hij onvoldoende onderbouwd van welke hinder dan sprake is en waarom dat onrechtmatig zou zijn. Al zijn vorderingen worden afgewezen.

ECLI:NL:RBOVE:2024:6176

Bron:Rechtbank Overijssel | jurisprudentie | ECLI:NL:RBOVE:2024:6176 11156784 \ CV EXPL 24-2292 | 18-11-2024
Facebook
Twitter
LinkedIn
Print

Meer weten?

Neem contact met ons op!

Mail

DELEN

Facebook
Pinterest
Twitter
LinkedIn