Inhoudsopgave

Gemeente hoeft niets te doen aan geluidsoverlast fontein

Bewoners van een huis naast een vijver hebben last van het geluid van de fontein daarin en willen dat het college van burgemeester en wethouders die geluidsoverlast aanpakt. Als het college dit volgens de rechtbank terecht weigert, belandt de zaak in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

De bewoners van een huis naast een vijver hebben last van het geluid van de fontein in die vijver. Ze wonen in een rustige buurt met weinig omgevingsgeluid en daarom is het geluid volgens hen extra hinderlijk. Ze dienen een handhavingsverzoek in bij de gemeente. Dat wordt afgewezen en het college verklaart het daartegen door de bewoners ingediende bezwaar ongegrond. De bewoners gaan hiertegen in beroep, maar ook de rechtbank verklaart het beroep ongegrond. De bewoners besluiten hierop in hoger beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Nieuwe fontein

De in 2001 geplaatste fontein is na september 2020 vervangen door een andere. Partijen zijn het erover eens dat deze nieuwe fontein minder geluidsoverlast geeft dan de oude, maar op de zitting bij de Afdeling geven de bewoners aan dat ook die nieuwe fontein voor geluidsoverlast zorgt. Deze fontein is van 1 april tot en met 31 oktober overdag van 10 tot 17 uur in bedrijf. Volgens de bewoners veroorzaakt de fontein in strijd met de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en het Bouwbesluit geluidsoverlast.

Geluidsnorm

Omdat de in de APV en het Bouwbesluit genoemde artikelen geen concrete geluidsnorm geven voor fonteinen, heeft het college aangesloten bij de geluidsnorm uit het Activiteitenbesluit milieubeheer dat een maximum van 50 decibel (dB(A)) aanhoudt. De Omgevingsdienst Noord-Holland heeft in juli 2019 een geluidsmeting verricht. Daaruit is gebleken dat er geen overschrijding van de geluidsnorm uit het Activiteitenbesluit was. Omdat er geen sprake was van een overtreding, heeft het college het handhavingsverzoek afgewezen. Volgens de bewoners heeft de rechtbank echter miskend dat het college de verkeerde norm heeft gebruikt. De gebruikte norm ziet op installaties en toestellen in een inrichting, terwijl het hier gaat om een zuivere woonomgeving waar geen bedrijf of inrichting is toegestaan. Het college had daarom moeten aansluiten bij de geluidsnorm van 30 dB(A) uit het Bouwbesluit. Die norm is bedoeld om geluidhinder voor buren te beperken, aldus de bewoners.

Beoordelingsruimte

De Afdeling stelt in hoger beroep vast dat de APV weliswaar het in werking hebben van toestellen of geluidsapparaten die voor omwonenden geluidhinder veroorzaken verbiedt, maar dat er ook in staat dat dit verbod niet geldt voor openbare fonteinen. Op grond van deze APV kan daarom niet gehandhaafd worden, aldus de Afdeling.

Verder wordt vastgesteld dat er in het Bouwbesluit wel een verbod op het veroorzaken van geluidsoverlast staat, maar geen concrete geluidsnorm. Het college heeft beoordelingsruimte om te bepalen of er sprake is van geluidsoverlast als bedoeld in het Bouwbesluit, zo oordeelt de Afdeling. Daarbij moet de hoogste bestuursrechter nagaan of het college redelijkerwijs die beoordelingsruimte heeft kunnen invullen zoals is gebeurd. In dit geval heeft het college die ruimte ingevuld door aan te sluiten bij de geluidsnorm uit het Activiteitenbesluit. Daarna is aan de hand van een meting geconcludeerd dat deze norm niet is overschreden.

Dat de fontein geen inrichting is, maakt volgens de Afdeling niet dat het college niet heeft mogen aansluiten bij de geluidsnorm uit het Activiteitenbesluit. De keuze voor toepassing van de gebruikte geluidsnorm uit dat besluit past binnen de beoordelingsruimte die het college heeft. Het betoog van de bewoners dat het college had moeten aansluiten bij de geluidsnorm van 30 dB(A) wordt niet gevolgd. Deze norm heeft betrekking op de geluidsbelasting van specifieke installaties. Het gaat om een maximaal toegestaan geluidsniveau van 30 dB(A) binnenin de woning. Omdat het Bouwbesluit niet van toepassing is op de fontein, was het college niet verplicht deze geluidsnorm toe te passen.

Ook heeft de rechtbank volgens de Afdeling terecht geconcludeerd dat het college zich bij het oordeel mocht baseren op de meting van de Omgevingsdienst. Van belang is daarbij dat het college geen wettelijke verplichting had om de door de bewoners genoemde 'Handleiding meten en rekenen industrielawaai' te volgen. Bij het handhavingsverzoek mocht het college zich beperken tot de vraag of het geluidniveau van de fontein bij het huis van de bewoners hoger was dan 50 dB(A).

Het hoger beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

ECLI:NL:RVS:2022:3608

Bron:Raad van State| jurisprudentie| ECLI:NL:RVS:2022:3608 202201224/1/R4| 06-12-2022
Facebook
Twitter
LinkedIn
Print

Meer weten?

Bel 026 – 35 22 888 of stuur een bericht.

Mail

DELEN

Facebook
Pinterest
Twitter
LinkedIn