Om een woning te kunnen sluiten vanwege de exploitatie van een seksbedrijf moet voor een burgemeester naast een bevoegdheid ook een noodzaak bestaan. Daar was in deze zaak geen sprake van.
In een Rotterdamse wijk controleert de politie een woning omdat mogelijk sprake zou zijn van het exploiteren van een seksbedrijf. In het politierapport staat dat een vrouw, vanaf een vooraf afgesproken locatie, een politiemedewerker (die een seksafspraak had gemaakt) naar de woning leidt. Deze vrouw stond niet ingeschreven op het adres van de woning en had geen huurovereenkomst. Zij had een advertentie op een site geplaatst, waarin zij seksuele handelingen aanbood tegen een vergoeding.
Nota prostitutie
Op basis van dit rapport sluit de burgemeester de woning voor drie maanden. Het uitoefenen van een seksbedrijf zonder vergunning is immers in strijd met de Algemene plaatselijke verordening (APV). Op grond van gemeentelijk beleid, neergelegd in de Nota prostitutie en seksbranche, mocht de burgemeester overgaan tot sluiting van de woning. De woningeigenaar vecht die sluiting aan bij de rechtbank. Die oordeelt dat de burgemeester bevoegd was de woning te sluiten maar niet goed heeft gemotiveerd dat dit voor drie maanden moest. Het vaste beleid is immers: sluiting voor één maand.
Noodzakelijk?
De woningeigenaar gaat tegen de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Volgens de woningeigenaar ontbrak de noodzaak om de woning te sluiten: de ‘overtreding’ werd meteen beëindigd, de woning stond niet bekend als seksinrichting en er was geen overlast. De woning wordt nu netjes verhuurd, herhaling komt niet meer voor. De burgemeester sloot bovendien de woning pas twee maanden na de overtreding, waardoor de noodzaak van de sluiting ook discutabel is. De burgemeester had ook een waarschuwing kunnen geven, vindt de woningeigenaar.
Geen overlast
Volgens de Afdeling had de burgemeester weliswaar de bevoegdheid de woning te sluiten, maar moest hij bij die beslissing op basis van APV ook kijken of sluiting noodzakelijk was in het belang van de openbare orde. De burgemeester had deugdelijk moeten motiveren waarom hij in dit geval het belang van de bescherming van de openbare orde zwaarder mocht laten wegen dan het belang van de eigenaar om de woning te kunnen verhuren. Daar is hij volgens de Afdeling niet in geslaagd. De burgemeester baseerde zich in deze zaak alleen op het politierapport. Maar daaruit volgt niet dat sprake was van overlast in of rondom het pand, dat het pand bekend stond als seksinrichting of dat er loop was naar het pand. In de advertentie van de prostituee op internet stond geen adres vermeld. En vier weken voor de sluiting liet de woningeigenaar al weten dat hij het huis niet meer verhuurde via Booking.com maar aan een stichting die huisvesting voor jongeren verzorgt. Het was daarom, aldus de Afdeling, helemaal niet (meer) noodzakelijk om de woning te sluiten.