Inhoudsopgave

Geen geld voor observator? Rechtbank kan afkoelingsperiode beëindigen

Een bedrijf in financiële moeilijkheden kan, als het een Whoa-procedure wil beginnen, vragen om een ‘afkoelingsperiode’. Dan kan het akkoord met schuldeisers beter worden voorbereid. Om de schuldeisers te beschermen wijst de rechtbank een observator aan. Als het bedrijf niet meewerkt met de observator of niet kan laten zien dat zijn onkosten kunnen worden betaald, kan de rechtbank de afkoelingsperiode beëindigen.

Een bedrijf deponeert bij de rechtbank Den Haag een ‘startverklaring’. Daarmee geeft dit bedrijf, dat in financiële problemen verkeert, aan een Whoa-procedure te willen beginnen, een faillissementsprocedure op grond van de Wet homologatie onderhands akkoord. In die procedure wordt een akkoord voorbereid met schuldeisers: aan hen wordt gevraagd genoegen te nemen met een deel van hun vordering.

Observator

Dit bedrijf vroeg ook om een afkoelingsperiode. Zo’n verzoek wijst de rechtbank toe als summierlijk blijkt dat zo'n periode noodzakelijk is om de onderneming tijdens de voorbereiding van een akkoord te kunnen blijven voortzetten, en dat redelijkerwijs is aan te nemen dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers hierbij gediend zijn. In deze zaak kondigt de rechtbank een afkoelingsperiode af voor vier maanden. Tegelijkertijd wijst de rechtbank een ‘observator’ aan, die in moet staan voor de belangen van de schuldeisers. Ook geeft de rechtbank door wat de observator voor zijn werkzaamheden maximaal in rekening mag brengen: € 10.000 excl. btw. Het bedrijf, dat dit moet betalen, moet binnen een week voor dit bedrag zekerheid stellen. Maar het bedrijf werkt niet mee. De observator krijgt niet de gevraagde inlichtingen en er wordt geen zekerheid gesteld voor zijn kosten. De advocaat van het bedrijf laat weten dat dit ook niet binnen de gestelde termijn (een week) gaat gebeuren.

Einde afkoelingsperiode

Waarom het bedrijf niet meewerkt is voor de rechtbank verder niet zo van belang. De rechtbank stelt vast dat het bedrijf niet binnen de afgesproken termijn zekerheid voor de te maken kosten van de observator heeft gesteld. Bovendien heeft de observator aangegeven dat hij, ondanks meerdere verzoeken, niet de benodigde inlichtingen en medewerking vanuit het bestuur heeft gekregen om zijn taak te vervullen. De rechtbank kan er daarom niet vanuit gaan dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers zijn gediend met de afkoelingsperiode, nu de observator geen toezicht kan houden op de totstandkoming van het akkoord. Dat leidt ertoe dat de rechtbank de afgekondigde afkoelingsperiode beëindigt en de aanstelling van de observator intrekt.

ECLI:NL:RBDHA:2023:1486

Bron:Rechtbank Den Haag| jurisprudentie| ECLI:NL:RBDHA:2023:1486| 23-02-2023
Facebook
Twitter
LinkedIn
Print

Meer weten?

Bel 026 – 35 22 888 of stuur een bericht.

Mail

DELEN

Facebook
Pinterest
Twitter
LinkedIn