Een man heeft forse schulden. Hij heeft een schuldenlast opgebouwd van meer dan € 1,6 miljoen. De grootste schuldeiser weigert mee te werken aan een schuldregeling en de schuldenaar vraagt de rechtbank Den Haag daarom om een dwangakkoord. Dat wordt afgewezen.
De schuldenaar heeft zijn schuldeisers een schuldregeling aangeboden: hij betaalt op basis daarvan 0,45 procent van de schuld tegen finale kwijting. Een vrouw bij wie hij een schuld heeft van 97,2 procent van de totale schuldenlast gaat hiermee niet akkoord. De man vraagt de rechtbank om een dwangakkoord, zodat ook deze schuldeiser moet meewerken aan de voorgestelde schuldregeling.
Dwangakkoord
Een dwangakkoord kan worden toegewezen als aan twee voorwaarden is voldaan. Ten eerste moet worden vastgesteld dat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd door een daartoe bevoegde instantie. Ten tweede moet de rechtbank aan de hand van een belangenafweging vaststellen dat het onredelijk is dat geen medewerking wordt verleend aan de aangeboden schuldregeling. Het uitgangspunt daarbij is dat het iedere schuldeiser vrijstaat te verlangen dat zijn vordering volledig wordt betaald en dat een schuldeiser alleen onder bijzondere omstandigheden kan worden gedwongen om in te stemmen met een aangeboden schuldregeling.
Belangenafweging
Aan de eerste voorwaarde is voldaan; de schuldbemiddeling is uitgevoerd door de gemeente. Daarnaast is de aangeboden schuldregeling naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd. Het dwangakkoord wordt echter afgewezen op basis van de tweede voorwaarde. De rechtbank vindt dat het voorstel voor de schuldenaar niet het maximaal haalbare is. De rechtbank denkt dat de man, gezien zijn kennis en ervaring in de vastgoedmarkt, een betere baan kan vinden met een hoger inkomen dan hij nu heeft. Op dit moment is hij in dienst van een stichting, onder leiding van zijn zoon, waar hij slechts € 11 per uur verdient.
Uitvoerige toelichting
De rechtbank kan begrijpen dat de grootste schuldeiser niet in wil stemmen met de voorgestelde schuldregeling. Omdat haar vordering het overgrote deel van de schuldenlast betreft, kan niet snel worden geoordeeld dat het onredelijk is dat zij niet meewerkt. Daarbij is volgens de rechtbank van belang dat de vrouw haar weigering uitvoerig heeft toegelicht en onderbouwd, terwijl de schuldenaar onvoldoende heeft laten zien dat de door hem aangeboden regeling het maximaal haalbare is. De rechtbank wijst het gevraagde dwangakkoord dan ook af.