Wanneer een schuldenaar niet in een Whoa-toestand (Wet Homologatie Onderhands Akkoord) verkeert en totstandkoming van een akkoord niet aannemelijk lijkt, kan een verzoek tot een afkoelingsperiode worden afgewezen. Dat gebeurde in een zaak die diende bij de rechtbank Den Haag.
Een vennootschap staat op het punt haar kantoorpand te verliezen in een executieveiling. Zij deponeert daarom een startverklaring zoals bedoeld in artikel 370 lid 3 van de Faillissementswet (Fw) bij de griffie van de rechtbank, waarin zij kiest voor een besloten akkoordprocedure. Ook dient ze een verzoekschrift in tot het afkondigen van een afkoelingsperiode op grond van artikel 376 Fw. Op basis van dat artikel wil de vennootschap dat de rechtbank een afkoelingsperiode gelast en de geplande executieveiling van het door haar aangekochte kantoorpand schorst.
Spoedeisend belang
De vennootschap geeft aan van plan te zijn een akkoord als bedoeld in artikel 370 lid 1 Fw aan haar schuldeisers aan te bieden. Als de executieveiling doorgaat, verliest zij echter haar enige kantoorpand, waar ze een pand met woonbestemming van wil maken. Hier zitten al het vermogen en verdienvermogen in, zo stelt zij. Ze heeft daarom een spoedeisend belang bij de afkoelingsperiode.
Afkoelingsperiode
De koop van het kantoorpand is deels gefinancierd met een geldlening, die is verstrekt aan de houdstermaatschappij van de vennootschap en verzekerd met een recht van hypotheek op het pand, verstrekt door de vennootschap.
Omdat de vennootschap schulden heeft, kan zij niet verder met het aankopen en ontwikkelen van ander vastgoed. Volgens haar zouden de schuldeisers door de veiling worden benadeeld, omdat het pand dan niet voldoende zou opleveren om de hypotheekhouder te betalen en alle overige schuldeisers onbetaald zullen blijven. Alleen een afkoelingsperiode kan ervoor zorgen dat zij het bedrijf kan voortzetten tijdens de onderhandelingen over een akkoord, aldus de vennootschap, en daarom is die periode noodzakelijk.
De vennootschap erkent de hypotheekhouder € 1,5 miljoen (hoofdsom) en zo’n € 120.000 (achterstallige rente) verschuldigd te zijn. Volgens haar is er meer tijd nodig om het pand onderhands te verkopen en zal het pand na een in tijd en kosten beperkt ontwikkelingstraject meer waard zijn. Het bedrijf stelt in gesprek te zijn met meerdere partijen over de verkoop en ontwikkeling van het pand en houdt daarbij verschillende mogelijkheden open.
Onrealistisch
De hypotheekhouder stelt al € 40.000 te zijn misgelopen, omdat een eerder geplande veiling niet is doorgegaan. Hij is eventueel bereid de nieuwe veiling op te schorten, mits de rente nu wel wordt betaald, maar de vennootschap heeft geen geld en zicht op inkomsten is er evenmin. Bij toewijzing van het verzoek zal hij dus weer geen inkomsten uit rente krijgen. Een andere schuldeiser verzet zich niet tegen een afkoelingsperiode in het algemeen, maar vindt een Whoa-traject onrealistisch, nu uit het verzoekschrift geen concreet herstructureringsplan kan worden afgeleid. Cijfermatige onderbouwing en een tijdspad ontbreken. Er lijkt geen keuze te zijn gemaakt voor een Whoa-akkoord dat is gericht op de continuïteit of liquidatie van de vennootschap. Onduidelijk is ook of sprake is van de Whoa-toestand zoals bedoeld in artikel 370 lid 1 Fw, aldus deze schuldeiser.
Geen Whoa-toestand
Ook de rechtbank ziet in de gegeven feiten en omstandigheden geen aanknopingspunten om het verzoek tot het afkondigen van een afkoelingsperiode toe te wijzen. Omdat het verzoek is gebaseerd op de Whoa dient redelijkerwijs aannemelijk te zijn dat de vennootschap in een toestand verkeert waarin zij niet kan doorgaan met het betalen van haar schulden. Deze toestand komt erop neer dat de schuldenaar nog in staat is om de lopende verplichtingen te voldoen, maar tegelijkertijd voorziet dat er geen realistisch perspectief is om een toekomstige insolventie af te wenden als de schulden niet worden geherstructureerd.
De vennootschap verkeert niet in de Whoa-toestand en een totstandkoming van een akkoord is niet aannemelijk, zo concludeert de rechtbank. Het aan te bieden akkoord zou gericht zijn op voortzetting van de onderneming, zo heeft de vennootschap op de zitting toegelicht, maar er zijn forse schulden. Het pand is niet verhuurbaar, er zijn geen inkomsten en er is geen sprake van andere operationele activiteiten. Gelet op deze omstandigheden acht de rechtbank niet aannemelijk dat er een reële kans bestaat op totstandkoming van een akkoord binnen een redelijke termijn. Bij het uitblijven van concreet zicht op een akkoord binnen een redelijke termijn, de onduidelijkheid over de levensvatbaarheid van de vennootschap en rekening houdend met de belangen van de hypotheekhouder die zich geconfronteerd ziet met alsmaar oplopende rentelasten en onbetaalde aflossingen, ziet de rechtbank aanleiding het verzoek om een afkoelingsperiode af te wijzen.