In de wet staat hoe het college van B&W moet beslissen op een aanvraag voor een omgevingsvergunning. Zijn er geen weigeringsgronden, dan moet het college de vergunning verlenen. Er is dan geen ruimte om zelf belangen af te wegen.
Dat blijkt weer eens in een zaak, waarin het college van B&W een omgevingsvergunning heeft verleend voor het ombouwen van een kapel naar een kinderdagverblijf. Een omwonende vecht de verleende vergunning aan bij de rechtbank Amsterdam. In het bestemmingsplan staat dat een omgevingsvergunning voor het bouwen pas wordt verleend als er voldoende parkeergelegenheid is. Het bestemmingsplan verwijst daarvoor naar de Parkeernota. Hoewel er voldoende parkeerplaatsen zijn, vreest de omwonende een onveilige verkeerssituatie bij het wegbrengen en ophalen van kinderen bij het kinderdagverblijf. Daarom had de omgevingsvergunning moeten worden geweigerd.
Rechtszekerheidsbeginsel
Voor het brengen en halen van kinderen staat ook een norm in het bestemmingsplan, maar het college laat die buiten toepassing: deze is in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. De rechtbank is het daarmee eens. In de Parkeernota staat immers dat een voorziening moet worden gecreëerd om aan de norm voor het brengen en halen van kinderen bij een kinderopvang te voldoen. Maar wat voor voorziening dit moet zijn en aan welke voorwaarden die moet voldoen is op geen enkele manier geconcretiseerd. Deze vage norm moet daarom buiten toepassing worden gelaten. Het college heeft terecht geconcludeerd dat deze aanvullende norm niet kan leiden tot weigering van de vergunningaanvraag.
Negentig handtekeningen
De bewoner blijft erbij dat de verkeerssituatie ter plaatse gevaarlijk is. De kapel staat langs een drukke weg en in een onoverzichtelijke bocht, waar al meerdere ongelukken plaatsvonden. Deze locatie is niet geschikt als kinderdagverblijf en handtekeningen van negentig omwonenden ondersteunen dat. Toch maakt dat geen kans. De vergunninghouder heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor de activiteiten ‘bouwen’ en ‘wijzigen van een monument’. Hoe het college op zo’n aanvraag beslist is in de wet vastgesteld. Het college moet beoordelen of zich één of meer van de in de wet genoemde weigeringsgronden voordoen. Als dat niet het geval is, moet het college de vergunning verlenen. Het college heeft dus geen ruimte om zelf belangen af te wegen.
Geen belangenafweging
Het waarborgen van de verkeersveiligheid is geen weigeringsgrond die in de wet is genoemd. Dit komt, aldus de rechtbank, omdat wordt verondersteld dat een gemeente de goede ruimtelijke ordening – dus ook de verkeersveiligheid – meeweegt in de vaststelling van een bestemmingsplan. In deze zaak toetst de rechtbank niet het bestemmingsplan, maar de omgevingsvergunning. Zodra een bestemmingsplan onherroepelijk is geworden, is voor activiteiten waarvoor een omgevingsvergunning wordt gevraagd (en die in overeenstemming zijn met dat bestemmingsplan), geen ruimte voor een belangenafweging. Nu op grond van het bestemmingsplan is toegestaan dat de kapel wordt gebruikt als kinderdagverblijf, moet ervan uit worden gegaan dat al rekening is gehouden met de gevolgen daarvan voor de verkeersveiligheid. De omgevingsvergunning kan daarom niet op grond van de verkeersveiligheid worden geweigerd.