Een bedrijf wil een ander bedrijf failliet laten verklaren. Dat is om ons te schaden en dat is misbruik van procesrecht, vindt die onderneming. Maar volgens de rechtbank diende de faillissementsaanvraag een legitiem doel.
Een in Duitsland gevestigde onderneming wil een Nederlands bedrijf failliet laten verklaren. De rechtbank Rotterdam stelt vast dat het Duitse bedrijf een opeisbare vordering heeft en verklaart die ‘uitvoerbaar bij voorraad’. Dit betekent dat het Nederlandse bedrijf direct moet betalen, ook al gaat het tegen dit vonnis in hoger beroep – wat het bedrijf ook doet.
Vereisten uit Faillissementswet
Nu het Nederlandse bedrijf ook een steunvordering heeft erkend, is voldaan aan het ‘pluraliteitsvereiste’ – er zijn meerdere schuldeisers. En omdat het bedrijf de eerste vordering niet voldoet, staat vast dat het ‘in een toestand verkeert van te zijn opgehouden te betalen’. Daarmee is voldaan aan de vereisten uit de Faillissementswet, zodat het bedrijf failliet kan worden verklaard.
Misbruik van procesrecht
Het bijzondere aan deze zaak is dat dit Nederlandse bedrijf stelt dat het Duitse bedrijf misbruik maakt van zijn bevoegdheid tot het aanvragen van het faillissement. Zelf zegt de Duitse onderneming dat zij de faillissementsprocedure is gestart om zo haar vordering te incasseren. Ook kan de curator nu opkomen voor de belangen van alle crediteuren en een oordeel vellen over het al dan niet voortzetten van de procedure in hoger beroep.
Incassomaatregel
Het Nederlandse bedrijf stelt dat de Duitse onderneming weet dat er geen activa meer zijn, nu na een overlijden het bedrijf is gestaakt. De faillissementsaanvraag is een incassomaatregel waaruit nul opbrengst te verwachten is. Bovendien komen de twee vorderingen uit hetzelfde ‘feitencomplex’, dus het is eigenlijk één en dezelfde vordering. Verder kan een geschil over zo’n vordering beter worden beslecht in hoger beroep en niet in een faillissementsprocedure. Wie dan toch zo’n procedure start, maakt misbruik van procesrecht.
Legitiem doel
Volgens de rechtbank kan een bevoegdheid worden misbruikt door deze uit te oefenen met geen ander doel dan een ander te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend. Maar in deze zaak heeft het Duitse bedrijf niet het faillissement aangevraagd om het andere bedrijf te schaden. Het incasseren van zijn vordering is een legitiem doel. De stelling dat het Nederlandse bedrijf, zoals het zelf beweert, in zijn belang wordt geschaad doordat de faillissementsprocedure het ingestelde hoger beroep doorkruist, treft geen doel. Het verweer dat sprake is van misbruik van recht slaagt dan ook niet. De rechtbank verklaart het Nederlandse bedrijf in staat van faillissement.