Inhoudsopgave

Dubbelbestemming kan rechtstreekse aanspraak omgevingsvergunning blokkeren

Bij het nemen van een besluit over het al dan niet verlenen van omgevingsvergunning dient in beginsel het recht worden toegepast zoals dat op dat moment geldt. Daar bestaat echter een belangrijke uitzondering op in het geval er een ‘rechtstreekse aanspraak’ op het verkrijgen van een omgevingsvergunning bestond. Die uitzondering luistert nauw, zoals ook weer blijkt uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de ‘Afdeling’) van 28 juni 2023.

Nieuwbouw geitenstallen

Deze procedure gaat over een aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor de nieuwbouw van geitenstallen in Bakel. De eigenaar wil de bestaande varkensstal slopen en twee nieuwe stallen bouwen om er 2500 melkgeiten te houden. 

Een lange voorprocedure buiten beschouwing gelaten weigert het college uiteindelijk om de vergunning te verlenen. Het bouwplan paste volgens het college weliswaar binnen de in het bestemmingsplan opgenomen bestemming “Agrarisch-Agrarisch bedrijf”, zoals die gold ten tijde van de aanvraag, maar de aanvraag is volgens het college is in strijd met de in dat bestemmingsplan opgenomen bepalingen over archeologische waarden. 

Op grond van dat bestemmingsplan bestond daarmee geen rechtstreekse aanspraak op het verkrijgen van een omgevingsvergunning en het bouwplan voldoet evenmin aan het bestemmingsplan dat gold op het moment dat het college op de aanvraag besliste. Aangezien het college niet bereid is om een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan te verlenen is de aanvraag geweigerd.

Bij besluit op aanvraag toetsen aan dan geldende regelgeving

In deze uitspraak stelt de Afdeling voorop dat bij het nemen van een besluit op een aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning in beginsel het recht moet worden toegepast zoals dat op dat moment geldt. Dat betekent concreet een toets aan de regels in het bestemmingsplan dat op het moment van het nemen van een besluit op de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning geldt.

De Afdeling heeft op dit uitgangspunt een belangrijke uitzondering geformuleerd. Het bevoegd gezag moet namelijk het recht toepassen zoals dat nog wel gold op het moment van het indienen van een vergunningsaanvraag, maar niet meer op het moment van het besluit daarop, als op het moment van het indienen van de aanvraag sprake was van een rechtstreekse aanspraak op het verkrijgen van een omgevingsvergunning.

Wanneer bestaat rechtstreekse aanspraak op een omgevingsvergunning?

De Afdeling zet in de uitspraak vervolgens uiteen wanneer er sprake is van een rechtstreekse aanspraak op het verkrijgen van een omgevingsvergunning. Dat is het geval als op het moment van de vergunningaanvraag:

  • het bouwplan in overeenstemming was met het toen geldende bestemmingsplan en de toen geldende regels in een provinciale ruimtelijke verordening;
  • geen voorbereidingsbesluit van kracht was; en
  • er geen ontwerp voor een nieuw bestemmingsplan ter inzage is gelegd, waarmee het bouwplan in strijd is.

In deze procedure stond niet ter discussie dat de aanvraag rechtstreeks paste binnen de ten tijde van de aanvraag geldende bestemming “Agrarisch-Agrarisch bedrijf”. Er gold echter ook een dubbelbestemming “Waarde-Archeologie”. In de procedure bij de Afdeling is de vraag of, gelet op deze dubbelbestemming, op het moment dat de aanvraag werd ingediend sprake was van een rechtstreekse aanspraak op het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor het bouwplan. 

Dubbelbestemming blokkeert rechtstreekse aanspraak omgevingsvergunning

Op de dubbelbestemming “Waarde-Archeologie” gaat het in deze procedure verkeerd voor de aanvrager. Op grond van die dubbelbestemming bestaat alleen een rechtstreekse aanspraak op het verkrijgen van een omgevingsvergunning als het gaat om bouwwerkzaamheden met een oppervlakte tot 100 m2 en een diepte tot 40 cm. 

De aanvraag ziet echter op een grotere oppervlakte/diepte. In dat geval bepaalt het bestemmingsplan dat er, voordat er – met een ontheffing – een bouwvergunning kan worden verleend, een archeologisch vooronderzoek moet liggen. Met dat onderzoek moet worden aangetoond dat er geen sprake zal zijn van een onevenredige aantasting van de archeologische waarden. Dit onderzoek moet vervolgens worden goedgekeurd door het college, waarbij het college beleidsruimte heeft om al dan niet een ontheffing te verlenen. 

Deze aanvullende onderzoeksverplichting met bijbehorende beleidsruimte voor het college brengt de Afdeling tot de conclusie dat er op het moment dat de aanvraag werd ingediend geen rechtstreekse aanspraak op het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor het bouwplan bestond.

Tot slot

Als voldaan wordt aan bepaalde voorwaarden kan een omgevingsvergunning worden ‘geclaimd’ op basis van de regels van een bestemmingsplan dat gold op het moment dat een aanvraag werd ingediend. 

De Afdeling maakt in deze uitspraak duidelijk dat van een rechtstreekse aanspraak geen sprake is als gebruik moet worden gemaakt van een binnenplanse afwijking of een ontheffing moet worden aangevraagd om tot vergunningverlening te kunnen overgaan. Wees daarom altijd scherp op (de gevolgen van) mogelijke dubbelbestemmingen op een locatie.

Bron: | Raad van State | uitspraken | ECLI:NL:RVS:2023:2505| | 28-06-2023
Facebook
Twitter
LinkedIn
Print

Meer weten?

Bel 026 – 35 22 888 of stuur een bericht.

Mail

mr. A. P. (Arjan) Loo...

Advocaat - Senior

DELEN

Facebook
Pinterest
Twitter
LinkedIn