Een bedrijf dat een hostel exploiteert krijgt een bouw- en sloopstop opgelegd, omdat er geen omgevingsvergunning is aan gevraagd en ook geen melding is gemaakt van het sloopwerk, terwijl dat wel had gemoeten. De bouwstop wordt ook opgelegd voor vergunningvrije bouwwerkzaamheden. Het bedrijf stapt naar de voorzieningenrechter, waar het een veeg uit de pan krijgt maar ook deels gelijk.
Een besloten vennootschap (bv) huurt een pand, waarin zij recent een hostel heeft geëxploiteerd. Bij een inspectie ontdekt de gemeente dat er in het kader van brandveiligheid werkzaamheden aan wanden, plafonds en deuren worden uitgevoerd zonder omgevingsvergunning, terwijl zo’n vergunning wel vereist is. De inspecteur legt het werk mondeling stil en dezelfde middag wordt de bouwstop per e-mail medegedeeld aan de bestuurder van de bv.
Bouw- en sloopstop
Het college van burgemeester en wethouders bevestigt de bouwstop daarna schriftelijk in een besluit. Hierin wordt ook een sloopstop opgelegd, omdat er in het pand meer dan 10 m³ sloopafval zou liggen en er ook (in het verleden) asbestverdacht materiaal aanwezig was. Het bedrijf en de bestuurder hadden daarom een sloopmelding moeten doen. Ze moeten daarom stoppen met het bouw- en sloopwerk zolang ze daarvoor geen omgevingsvergunning hebben en het sloopwerk hebben gemeld. Daaraan verbindt het college een dwangsom van € 25.000. De bv en de bestuurder maken bezwaar tegen de mondelinge bouwstop en de beslissing van het college, en vragen de rechtbank Midden-Nederland een voorlopige voorziening te treffen.
Verandering
Bij de voorzieningenrechter gaat het over de vraag of de bouw- en sloopstop, onder dwangsom, terecht is opgelegd. Volgens het Besluit Omgevingsrecht (BOR) is geen omgevingsvergunning nodig voor een activiteit die ziet op een verandering van een bouwwerk, mits geen sprake is van verandering van de brandcompartimentering of beschermde subbrandcompartimentering. Niet in geschil is dat in panden met een logiesfunctie, zoals hier, elke kamer een beschermd subbrandcompartiment is zoals bedoeld in het Bouwbesluit 2012.
Nu uit het inspectierapport blijkt dat de (sub)brandcompartimenten in dit pand niet voldoen aan de normen uit dat Bouwbesluit, komen de werkzaamheden neer op het veranderen van een brandcompartiment of een beschermd subbrandcompartiment zoals bedoeld in het BOR. Want: waar volgens het rapport geen sprake was van beschermde subbrandcompartimenten die aan de normen voldeden, wordt nu werk verricht waarmee die beschermde subbrandcompartimenten worden gecreëerd. Het gaat dus om nieuwe beschermde (en niet om het verbeteren van bestaande) subbrandcompartimenten. Volgens de voorzieningenrechter valt dit dan ook onder ‘het veranderen van de brandcompartimentering en beschermde subbrandcompartimentering’. En dus is een vergunning vereist. Die is niet verleend en daarom is sprake van een overtreding.
Spoedeisend belang
Zeer kwalijk vindt de rechter de handelwijze van de bv en de bestuurder, zeker nu het om brandveiligheid gaat, die juist bij dit soort panden reuze belangrijk is. Hoewel het college al anderhalf jaar op de hoogte was van de situatie, zoals de bv en de bestuurder aanvoeren, is het belang van spoedeisende bestuursdwang voldoende gemotiveerd.
Sloopmelding
In het pand zijn plafonds en vloeren gesloopt en er ligt sloopafval, zo blijkt uit door het college overgelegde foto’s. Volgens het Bouwbesluit is een sloopmelding vereist als daarbij asbest wordt verwijderd of het sloopafval meer dan 10 m³ zal zijn. Het bedrijf en de bestuurder betwisten dat het meer is geweest, en wat er op foto’s te zien is zou ook bouwafval en opslag van keukenmateriaal zijn. De voorzieningenrechter heeft hierover twijfels, maar vindt het niet nodig het besluit op dit punt te schorsen.
Juridische grondslag ontbreekt
Gaat de opgelegde last onder bestuursdwang dan te ver, zoals de bv en de bestuurder stellen? De voorzieningenrechter stelt vast dat de opgelegde bouw- en sloopstop, met de last onder dwangsom, ziet op álle werkzaamheden in het pand, dus ook de vergunningvrije. De bouwstop voor die vergunningvrije bouwwerkzaamheden mist echter een juridische grondslag. Voor zover de bouwstop en last onder dwangsom daarop zien, wijst de voorzieningenrechter het verzoek van het bedrijf en de bestuurder dan ook toe. Dat onderdeel van het besluit wordt daarom geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de door het college genomen beslissing op bezwaar. Verder blijft het genomen besluit gelden. Doorgaan met bouwen en slopen mag dus niet zolang geen vergunning is verleend en het sloopwerk niet is gemeld.