Staatsraad Advocaat-Generaal Snijders heeft een conclusie uitgebracht over de vraag wat de gevolgen zijn van een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel, als dat – door zwaarder wegende belangen – toch niet kan worden nagekomen. Kort gezegd: welke schade moet dan worden vergoed, en wat is de grondslag van een vergoedingsplicht? De conclusie: de volledige schade die het gevolg is van ten onrechte gewekt vertrouwen moet worden vergoed.
Eerder stelde de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State al een stappenplan op aan de hand waarvan beroepen op het vertrouwensbeginsel moeten worden beoordeeld. Stap 1 is dat er een toezegging door een ambtenaar of andere overheidsfunctionaris moet zijn gedaan. In stap 2 speelt de vraag of de toezegging kan worden toegerekend aan het bestuursorgaan. Bij stap 3 moet een afweging worden gemaakt tussen enerzijds de naleving van de wet, algemene belangen en belangen van derden, en anderzijds het belang bij het honoreren van het gewekte vertrouwen. Als dit laatstgenoemde minder zwaar weegt en een beroep op het vertrouwensbeginsel daardoor niet wordt gehonoreerd, kan het bestuursorgaan volgens het stappenplan wel verplicht zijn schade te vergoeden.
Conclusie
Staatsraad A-G Snijders heeft nu in een concrete zaak een conclusie uitgebracht over de beoordeling van de vraag wat de gevolgen zijn van een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel, als dat – door zwaarder wegende belangen – toch niet kan worden nagekomen. Welke schade moet dan worden vergoed en wat is de grondslag van een vergoedingsplicht? Maar eerst: wat speelde er in deze zaak?
Vertrouwen
Het college van burgemeester en wethouders verleende een eigenaar van een perceel een vergunning voor het bouwen van een paardenstal. Nadat de eigenaar al uitgebreid aan de stal had gebouwd, is deze vergunning ingetrokken. De rechtbank oordeelde dat de man erop mocht vertrouwen dat de vergunning niet zou worden ingetrokken. Ook heeft het college volgens de rechtbank onvoldoende rekening gehouden met de schade die de eigenaar door het gewekte vertrouwen heeft geleden. Het college ging tegen deze uitspraak in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak, die de staatsraad A-G om advies vroeg.
Grondslag
In de conclusie van de staatsraad A-G worden verschillende grondslagen voor schadevergoeding besproken. Volgens de staatsraad A-G verdient het vertrouwensbeginsel als grondslag de voorkeur.
Dispositieschade
Vervolgens is de vraag welke schade moet worden vergoed. De staatsraad A-G meent dat de door de eigenaar van de stal geleden schade moet worden vergoed die veroorzaakt is doordat hij gerechtvaardigd heeft vertrouwd op de verleende vergunning. Het gaat dan om zogeheten dispositieschade; de schade die is geleden doordat iemand in vertrouwen om een bepaalde manier heeft gehandeld en hierdoor in een slechtere positie is gekomen dan hij zou zijn als het vertrouwen niet bij hem zou zijn gewekt. Zo heeft deze eigenaar mogelijk een hogere prijs voor het perceel betaald, omdat er bij aankoop een vergunning was afgegeven voor de bouw van een stal op dat stuk grond. Volgens de staatsraad A-G moet dit soort schade volledig worden vergoed, nu die volledig is veroorzaakt door het ten onrechte gewekte vertrouwen. Daarbij is niet van belang of het bestuursorgaan hiervan een verwijt kan worden gemaakt.
Reageren
Zowel de eigenaar als het bestuursorgaan hebben de mogelijkheid om op de conclusie te reageren. Daarna is het aan de Afdeling bestuursrechtspraak om een einduitspraak te doen.