Een circusartiest maakt een enorme smak uit het ‘Rad des Doods’ en stelt de exploitant van het circus aansprakelijk voor zijn letselschade. Maar die ging helemaal niet over de act, stelt de rechtbank.
Een kermisexploitant vraagt een productiebedrijf de organisatie van het kerstcircus in een stad voor haar rekening te nemen. Het productiebedrijf levert de tent met alle benodigdheden en de acts.Ook boekt en betaalt het productiebedrijf de acts. De exploitant verzorgt de promotie van het kerstcircus en de kaartverkoop.
Rad des Doods
Het productiebedrijf had een contract gesloten met een tussenpersoon als verkoper van circusacts. In deze zaak gaat om een ‘Rad des Doods’. Daarbij lopen artiesten in en op een tweetal aan en om een as draaiende raderen tot wel tien meter boven de grond, zonder veiligheidskabel en vangnet. Dat gaat tijdens een voorstelling mis: een artiest valt en raakt daarbij ernstig gewond. Hij stelt de exploitant aansprakelijk voor zijn letselschade.
Geen zeggenschap
De exploitant stelt dat hij niet kan worden aangesproken: deze is niet de werkgever. Het was immers de tussenpersoon die de artiest heeft ingehuurd en het Rad des Doods heeft geleverd, en het was het productiebedrijf dat de act had geboekt. De exploitant had als kaartverkoper geen zeggenschap over de act, het productiebedrijf nam de feitelijke realisatie van het circus voor haar rekening.
Uitoefening van beroep of bedrijf
In de wet staat dat iemand die ‘in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf arbeid laat verrichten door een persoon met wie hij geen arbeidsovereenkomst heeft, aansprakelijk is voor de schade die deze persoon in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt’. Duidelijk is dat de exploitant en de artiest geen arbeidsovereenkomst hadden.
Veiligheidsrisico’s
De artiest stelt dat hij via een door de exploitant ingeschakelde tussenpersoon was aangezocht werkzaamheden te verrichten. Volgens de artiest is de exploitant daarom aansprakelijk voor de gevolgen van de val omdat deze ‘in de uitoefening van haar beroep of bedrijf’ arbeid heeft laten verrichten. De artiest lijkt hierbij, aldus de rechtbank, de overeenkomst van opdracht op een lijn te stellen met het verrichten van arbeid in de uitoefening van beroep of bedrijf. Maar de artiest verklaart niet hoe het uitvoeren van een gevaarlijke circusact feitelijk tot de bedrijfsuitoefening van de exploitant behoort – die hield zich alleen bezig met promotie en kaartverkoop. De artiest heeft ook niet gesteld in hoeverre de exploitant invloed had op de werkomstandigheden van de artiest en op de daarmee verband houdende veiligheidsrisico’s. De rechtbank wijst de vordering van de circusartiest af.