Enkele buurtbewoners vinden het maar niks dat een pand wordt omgebouwd tot zes appartementen. Ze vrezen een grotere parkeerdruk in hun straat. Maar omdat ze geen belanghebbenden zijn, wordt hun beroep niet door de rechtbank behandeld.
Een eigenaar wil zijn pand transformeren naar zes appartementen. Het college heeft hiervoor een omgevingsvergunning verleend. Een aantal buurtbewoners maakt hiertegen bezwaar dat ongegrond wordt verklaard. De buurtbewoners gaan in beroep bij de rechtbank Midden-Nederland. Voordat de rechtbank het beroep inhoudelijk kan beoordelen, moet deze eerst vaststellen of de bewoners wel belanghebbenden bij het besluit om de omgevingsvergunning te verlenen zijn. Daarvoor moeten zij ‘rechtstreeks feitelijke gevolgen’ ondervinden van het besluit (dus van de verbouwing) en moeten de gevolgen ‘van enige betekenis’ zijn.
Zicht en afstand
Dit is onder andere afhankelijk van het feit of zij zicht hebben op het aan te passen pand. Is er geen zicht, en is de afstand tussen hun woonhuis en het appartementencomplex groter dan zo’n 100 meter, dan zijn de klagers in principe geen belanghebbenden. In deze zaak hebben de bewoners geen zicht op het pand en bedragen de afstanden respectievelijk 95, 118, 125 en 184 meter. Die afstand is dusdanig groot dat niet aannemelijk is dat de bewoners feitelijke gevolgen zullen ondervinden van het bouwplan. De rechtbank constateert dat de bewoners geen feitelijke gevolgen van het bouwplan ondervinden.
Parkeerdruk
Maar de bewoners klagen ook over de parkeerdruk in hun straat. Bij het te transformeren appartement moet voor parkeren worden betaald. In de straat van de bewoners (om de hoek) is parkeren nog gratis, wat veel extra auto’s zal aantrekken. Dat aspect had het college moeten meenemen bij de afweging om de omgevingsvergunning te verlenen. Op grond van de lokale parkeerbeleidsnota kan een omgevingsvergunning alleen worden verleend als wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
Parkeerbehoefte
Echter, zegt de rechtbank: volgens vaste rechtspraak hoeft bij de beoordeling van de vraag of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid alleen rekening te worden gehouden met de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van het realiseren van een bouwplan. Een reeds bestaand tekort aan parkeerplaatsen kan buiten beschouwing worden gelaten. En in deze situatie neemt de parkeerbehoefte door het bouwplan juist af, stelt het college. De rechtbank volgt dat standpunt.
Geen feitelijke gevolgen
Nu de bewoners ook geen feitelijke gevolgen ondervinden van de parkeerdruk, hebben zij geen rechtstreeks belang bij het besluit en zijn zij geen belanghebbenden bij het besluit om een omgevingsvergunning te verlenen. Hun beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de omgevingsvergunning dan ook niet inhoudelijk; de vergunning blijft in stand.