Neemt een bestuursorgaan een besluit, dan moet dit geschikt, noodzakelijk en evenwichtig zijn. Voldoet een besluit niet aan deze criteria, dan moet het van tafel. Dat merkte de RDW onlangs bij de APK-keuring van een auto.
Een medewerker van de RDW (voorheen: Rijksdienst voor het Wegverkeer) inspecteert een garage. Daar ondergaat een auto de APK-keuring. De APK-keurmeester moet de roetfilter onderzoeken met een ‘deeltjestest’. Die methode is net ingevoerd, en de keurmeester weet nog niet hoe de deeltjesmeter werkt. Hij krijgt van de RDW-inspecteur meerdere kansen om dat te ontdekken, maar dat lukt maar niet. Nu de RDW-inspecteur om die reden de auto niet kan goedkeuren, ontstaat er tussen beiden een gespannen situatie, die de RDW-er omschrijft als ‘intimiderend’.
APK-erkenning ingetrokken
Volgens de RDW is, door het gedrag van de APK-keurmeester, de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid overtreden. De garage krijgt een sanctie: de APK-erkenning wordt voor 12 maanden ingetrokken. Pas daarna kan de garage een nieuwe aanvraag indienen om auto’s te mogen keuren. De garage gaat tegen dit besluit in bezwaar en vraagt tegelijkertijd de voorzieningenrechter (rechtbank Noord-Holland) om een voorlopige voorziening te treffen.
Mogelijk faillissement
De APK-keurmeester stelt dat er geen sprake was van onheuse bejegening en intimidatie. Ook vindt hij de termijn van 12 maanden onevenredig lang: dat heeft zeer ingrijpende gevolgen voor de continuïteit van het bedrijf en kan mogelijk leiden tot een faillissement. De RDW vindt 12 maanden wachttijd passend. Er mag zelfs 30 maanden worden opgelegd, maar alleen bij fysiek geweld jegens een steekproefcontroleur.
Proportioneel
Het is vaste jurisprudentie dat de rechter mag uitgaan van de verklaring van een steekproefcontroleur. Zijn verhaal komt een sterkere bewijskracht toe dan het verhaal van de APK-monteur. De voorzieningenrechter vindt dat een sanctie gerechtvaardigd is. Maar is deze sanctie ook proportioneel? Daarbij moet de RDW alle omstandigheden van het geval betrekken. Verder mag het besluit geen gevolgen hebben die onevenredig zijn in verhouding tot het met het besluit te dienen doel, en moet worden gekeken of de sanctie geschikt, noodzakelijk en evenwichtig is.
Besluit geschorst
Aan deze voorwaarden voldoet dit sanctiebesluit niet, oordeelt de voorzieningenrechter. Belangen zijn niet goed afgewogen, de proportionaliteit is niet onderbouwd en eventuele bijzondere omstandigheden zijn niet meegenomen. De RDW heeft niet gehandeld overeenkomstig het eigen beleid. De vraag of de sanctie (on)evenredig is, moet nog in de bezwaarprocedure worden beantwoord. Nu constateert de voorzieningenrechter dat een besluit dat tot faillissement of aanzienlijke financiële problemen van de garagehouder leidt de evenredigheidstoets niet doorstaat. Door deze gebreken in het besluit ziet de voorzieningenrechter maar één uitweg: het besluit wordt geschorst tot zes weken na de beslissing op bezwaar.