Als een bestuursorgaan een maatregel neemt die tot schade leidt voor een burger of bedrijf, kan om ‘nadeelcompensatie’ worden gevraagd. Dan moet wel het causale verband tussen maatregel en schade duidelijk zijn. Dat was niet zo in deze zaak van een autohandelaar.
Een handelaar in tweedehands auto’s is gevestigd op een bedrijventerrein. Het college van gedeputeerde staten sluit een toegangsweg af, waardoor bezoekers uit één richting 3,2 kilometer moeten omrijden om op het bedrijventerrein te komen. Een andere afslag naar dit terrein blijft wel open. Als de autohandelaar enkele jaren later met zijn bedrijf stopt, eist hij nadeelcompensatie: zijn bedrijf is minder goed bereikbaar geworden en dat heeft geleid tot een inkomstenderving van € 300.000, een daling van de bedrijfswaarde en verlies van goodwill.
Causaal verband
Uit onderzoek door de gemeente volgt dat het causaal verband ontbreekt tussen de opheffing van de weg en de schade. De omzet van het bedrijf van de man was al eerder aan het dalen. Zakelijke klanten en leveranciers van tweedehands auto’s zullen snel gewend zijn aan een andere bereikbaarheid, zeker als zij sowieso al een behoorlijke afstand moeten afleggen. Particuliere klanten komen er doorgaans eenmalig, die merken dat ook niet. Het college wijst het verzoek om nadeelcompensatie af. Ook de rechtbank Noord-Holland constateert dat de autohandelaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat het sluiten van de afslag heeft geleid tot minder klanten en een lagere winst. Er kwamen zelfs klanten uit Polen en de rechtbank gelooft niet dat zij, vanwege die extra drie kilometer, het bedrijf niet meer zouden bezoeken.
Referentieperiode
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die het hoger beroep van de handelaar behandelt, vergelijkt de situatie zoals die zich in werkelijkheid heeft voorgedaan met de hypothetische situatie die zich zou hebben voorgedaan als het afsluiten van de weg achterwege was gebleven. Om die vergelijking in te vullen wordt uitgegaan van een referentieperiode van drie jaar vóór de afsluiting. Ook wijst de Afdeling de handelaar erop, nu hij om nadeelcompensatie verzoekt, dat hij het verband tussen de wegafsluiting en winstderving moet bewijzen. En daarin slaagt de handelaar ook volgens de Afdeling niet.
Bewijsnood
De verkoop stagneerde wel, maar dat was al vóór de referentieperiode. Toen werkte de man immers wat minder, door een verbouwing in de privésfeer. Ook ging hij goedkopere auto’s verkopen, met lagere winstmarges. Dat waren eigen keuzes in de bedrijfsvoering, die niet altijd succesvol uitpakten. De autohandelaar geeft zelf toe dat het moeilijk is om het causaal verband te bewijzen. Die bewijsnood betekent niet dat het causaal verband tussen schadeoorzaak en schade bestaat. De autohandelaar heeft geen recht op nadeelcompensatie.