Inhoudsopgave

Als schuldenaar opschortingsrecht heeft, vist curator achter het net

Hoe moet een curator omgaan met een klant van een failliet bedrijf die zijn rekening niet heeft betaald? Dat bedrag kan hij opeisen, maar niet altijd.

Een huiseigenaar spreekt met een bouwbedrijf af dat deze een schuifpui levert en monteert. De afspraak wordt vastgelegd in een offerte die door de huiseigenaar wordt ondertekend. De klus wordt uitgevoerd door een aannemer die door het bouwbedrijf aan de huiseigenaar wordt voorgesteld. Maar de schuifpui staat scheef. De totale rekening bedraagt € 10.497, de huiseigenaar betaalt niet meer dan € 5.000. Later wordt het bouwbedrijf failliet verklaard.

Afspraak

In deze zaak vordert de curator dat de kantonrechter (rechtbank Zeeland-West-Brabant) de woningeigenaar veroordeelt tot betaling van het resterende bedrag, € 5.497. Het bouwbedrijf is immers de afspraak nagekomen door de schuifpui te leveren en monteren, de woningeigenaar heeft een deel onbetaald gelaten en is dus zijn deel van de afspraak niet nagekomen.

Opschorten

De kantonrechter moet beoordelen of de woningeigenaar terecht zijn betalingsverplichting heeft opgeschort. In het Burgerlijk Wetboek staat dat als een van de partijen haar verplichtingen niet nakomt, de andere partij de nakoming van haar eigen verplichtingen mag opschorten. In deze zaak had het bouwbedrijf de verplichting om een deugdelijke schuifpui te leveren en monteren, en de woningeigenaar had de verplichting om de factuur van het bouwbedrijf te betalen. Maar een scheve schuifpui, komt dit voor rekening van de woningeigenaar of voor rekening van de curator?

Onzorgvuldig

Volgens de kantonrechter heeft het bouwbedrijf onzorgvuldig gehandeld. Uit de WhatsApp-correspondentie blijkt dat de woningeigenaar herhaaldelijk aan het bouwbedrijf heeft gevraagd of de aannemer nog iets moest doen aan de ondergrond, voordat de schuifpui zou worden geplaatst. Dat hoefde volgens het bouwbedrijf niet: er werd vaker met deze aannemer samengewerkt en dat verliep altijd goed. Duidelijk is dat het bouwbedrijf – ondanks herhaalde verzoeken van de woningeigenaar – het voorbereidende werk van de aannemer niet tijdig heeft gecontroleerd. Het bouwbedrijf is, zo oordeelt de kantonrechter, tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen. De woningeigenaar doet daarom terecht een beroep op opschorting van zijn betalingsverplichting. Daarom wijst de kantonrechter de vordering van de curator af: de vordering is op dit moment niet opeisbaar.

ECLI:NL:RBZWB:2025:156

Bron:Rechtbank Zeeland-West-Brabant | jurisprudentie | ECLI:NL:RBZWB:2025:156 | 07-01-2025
Facebook
Twitter
LinkedIn
Print

Meer weten?

Bel 026 – 35 22 888 of stuur een bericht.

Mail

DELEN

Facebook
Pinterest
Twitter
LinkedIn