Hoofdregel
Geen werk betekent geen loon. Dat volgt ook uit de wet. In artikel 7:627 BW is immers bepaald: Geen loon is verschuldigd voor de tijd gedurende welke de werknemer de bedongen arbeid niet heeft verricht.
Deze regel geldt bijvoorbeeld als een werknemer is gedetineerd, van het werk wegblijft zonder overleg of goede reden, niet bereid is om de bedongen arbeid te verrichten of bijvoorbeeld te laat van huis vertrekt en daardoor te laat komt op het werk.
Uitzonderingen
Onder omstandigheden heeft de werknemer ook al werkt hij niet, toch aanspraak op loon. Dat is het geval als de werknemer niet kan werken door een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de werkgever komt. Bepalingen hierover zijn opgenomen in art. 7:628 en 629 BW.
Bovendien blijkt uit jurisprudentie dat een schorsing of non-actiefstelling van de werknemer, indien deze wel bereid is om te werken, in beginsel voor risico en rekening van de werkgever komt ongeacht de aard en ernst van de gedragingen van de werknemer. De werknemer heeft dan toch recht op loondoorbetaling.
In geval van situatieve arbeidsongeschiktheid moet de werknemer feiten en omstandigheden stellen en zo nodig bewijzen dat van hem redelijkerwijs niet kon worden gevergd dat hij zijn werkzaamheden zou verrichten, gelet op de (dreiging van) psychische of lichamelijke klachten.
Als de oorzaak in redelijkheid voor rekening van de werkgever komt, heeft de werknemer recht op loon.
Wet werk en zekerheid
Mogelijk wordt ingevolge de Wet Werk en Zekerheid de hoofdregel ‘geen arbeid, geen loon’ afgeschaft en art. 7:628 BW aangepast. De nieuwe hoofdregel zou dan worden: de werkgever is verplicht het loon te voldoen, tenzij …